everzwijn. Edo leerde
met de wapens omgaan en wenschte vurig op te groeien tot een krachtig
man, die alle andere in vlugheid en behendigheid zou overtreffen.
Zijne moeder, eene krachtige vrouw, deelde in dat verlangen: "Mijn zoon"
sprak zij, "weldra zal ik u de framei[3] schenken, waarmede uw
grootvader tegen de vijanden van ons volk te velde trok en u zijn
veelkleurig schild aan den arm hangen." "Ik geef u mijne francisca[4],
mijn kostbaren halsband en fraaien mantelhaak" zeide de vader. "Wij
weven u een prachtigen, gekleurden mantel" voltooiden Bertha en
Reinhilde, want zij waren fier op haar jongen broeder.
Op zekeren avond was de geheele familie in de woonhalle vergaderd, de
koeien loeiden in de stallen, die aan het huis paalden, de groote hond
liep van Reinilde naar Bertha en een knetterend vuur brandde in den haard.
Men zong aloude krijgsliederen, men dronk schuimend bier en vader
verhaalde de roemrijke daden van Walther, den voorvader en held der
familie, die zich met andere Franken aan de oevers der Schelde gevestigd
had.
Edo luisterde met aandacht en 's nachts droomde hij heerlijk: Prachtig
uitgedoscht, van schitterende wapens voorzien, trok hij, op een
brieschend paard gezeten, ten oorlog. Hij zong woeste krijgsliederen,
versloeg honderden vijanden en weerde met zijn schild, de slagen der
vreemde krijgslieden af.
Maar zie! daar stiet een vijand hem op het onverwachts zijne speer in de
borst. Edo viel badend in zijn bloed neder, hij sloot de oogen en dacht
te sterven, toen ... o wonder! eene sneeuwwitte zwaan hem opnam en hem
naar het Walhalla[5] voerde, tot vlak voor den troon van Odin, den
oorlogsgod.
Odin begroette den jongen held met minzaamheid en sprak: "Mijn zoon, gij
zijt waardig in mijn gevolg opgenomen te worden; hier, in mijn
godenverblijf, onder mijne leiding, zult gij uwe krijgsopvoeding
voltooien. Later zult gij mij vergezellen als ik tegen de reuzen te
velde trek...."
Edo ontwaakte en eenige jaren later werd zijn droom gedeeltelijk
verwezenlijkt. Met de Franken rukte hij naar het Zuiden en onder
aanvoering van vorst Hlodio bereikte hij de stad Doornik.
Hier vielen de Franken de Romeinen aan, overwonnen hen, namen Kamerijk
en Atrecht in, bereikten de oevers der Somme en zetten zegevierend hunne
tochten voort.
12.--De Franken.
[Illustration: Frankisch opperhoofd.]
Willen wij trachten aan 't voorgaand verhaal eenige geschiedkundige
gebeurtenis vast te knoopen?
's
|