mee?"
"Ik, ik," klonk het van alle kanten.
"Eerst er om raden, wie zoeken mag," stelde Door voor. "Ik zal wat
uit mijn zak nemen. Wie het aantal raadt, mag zoeken."
"Mag?" lachte Dolf. "Zoeken is toch geen pretje?"
"Nu _moet_ dan," verbeterde Door. "En als niemand het raadt, ben ik
de ongelukkige. Nu?" zei ze, nadat ze iets uit haar zak had genomen
en Nel haar hand voorhield. "Hoeveel raad je? een, twee, drie, vier,
vijf of zes?"
"Drie."
"En Leni?"
"Twee," zei Leni, na zich een tijdje bedacht te hebben.
"En onze loge's?"
"Moeten we beiden hetzelfde raden?" vroeg Hans, die nooit zoo'n
spelletje had mee gedaan.
"Neen, ieder mag op zijn beurt raden, maar als Hans het raadt,
helpt Bob zoeken en als Bob zoo knap is, Hans. Want zoeken is lang
niet gemakkelijk."
Gelukkig voor Hans en Bob waren ze geen van beiden zoo knap.
"Dolf, nu staat het tusschen ons beiden," zei Door. "Natuurlijk raad
jij het, dat moet je voor je zusje over hebben."
Dolf lachte. "Neen hoor, zoo lief ben ik niet. Vier."
"Mag ik je deze vier dingetjes laten zien als bewijs, dat je getoond
hebt toch wel zoo'n lief broertje te zijn?" zei Door, Dolf vier
knikkers voorhoudende.
"Maar Door, wat doe jij met knikkers in je zak?" lachte Nel.
"Je weet," zei Door, "dat mijn zaakjes nu eenmaal veel van stuivertje
wisselen houden. Mijn mesje en mijn beurs ben ik al drie dagen kwijt en
daarvoor in de plaats loop ik al meer dan een week met deze knikkers in
mijn zak. Hoe ik er aan kom, weet ik werkelijk niet," zei ze lachend.
"Ik begrijp het best," zei Nel. "Jij hebt die knikkers zeker ergens
zien liggen en omdat je er nu eenmaal niet van houdt, dat zulke
dingen rondslingeren, heb je ze in je zak gestoken, erg netjes,
dat moet ik zeggen."
"En ik ben het slachtoffer van Doors opruimmanie," zei Dolf. "Nu,
ik ga tellen. Als ik vijftig roep, moet jullie verstopt zijn. Jullie
moogt je alleen in den tuin verstoppen, niet in huis."
"Een, twee," telde Dolf.
Ieder vloog een kant uit. Hans en Bob stonden wel wat verlegen. "Kom
maar met mij mee," zei Door tot Bob. "Ik kruip achter dezen struik,
ga jij achter dien staan."
"O, Door," riep Bob verschrikt.
"Wat is er?" fluisterde Door, omkijkende. "O, maar Bobbie, hoe is 't
mogelijk! Ben jij in Dolfs rooverhol gezakt? Je hadt warempel je beenen
wel kunnen breken. St, houd je maar stil en kruip er zoo diep mogelijk
in. 't Is het mooiste verstopplaatsje uit den geheelen tuin. Als Dolf
|