gte, "in ieder
pakje zit iets lekkers voor jullie, dat lijkt je zeker goed toe."
De jongens bleven verlegen staan.
"Gerrit, raad eens, wat ik hier heb?" zei Nel, een pakje in de hoogte
houdende.
"'k Weet niet," zei Gerrit verlegen.
"Je moet raden," zei vrouw Pruim, lachend.
Gerrit haalde de schouders op, durfde niets zeggen.
"Ik zal je een handje helpen," zei Dolf.
"Ik sta met een poot op den grond
En draai daar vroolijk op in 't rond.
Hoe meer men mij sla,
Hoe vlugger ik ga."
"Wat "onmogelijk" leuk," riep Door. "Dolf, hoe heb je dat zoo goed
bedacht?"
"Stil, laat Gerrit raden."
"Ik, ik weet het niet," zei Gerrit.
"Een tol," raadde Piet met een hoogroode kleur.
"Bravo!" riep Nel, "die is voor jou, je hebt hem eerlijk verdiend. En
nu heb ik hier nog iets. Dirk en Gerrit, nu ben jullie aan de
beurt. Toe, Dolf, jij bent in het raadseltjes opgeven zoo knap. Bedenk
nog eens wat."
"Als jullie een oogenblikje geduld hebt," zei Dolf; "want opeens
zoo'n versje te maken, is zoo gemakkelijk niet. Wacht, ik weet al iets:
"Ik ben bruin en rond,
'k Hoor in den mond.
Maar blijf ik daar een langen tijd,
't Is zeker, dat ik steeds meer slijt,
'k Ben bruin en rond en dik,
Nu raad eens, wie ben ik?"
"Leuk, leuk!" juichte Door weer. "Nu, Gerrit, bedenk jullie je goed."
"Een sigaar," zei Gerrit na een poosje.
"Knap geraden, als je blieft. Je weet nu," zei Nel lachend, "'k hoor
in den mond, maar blijf ik daar een langen tijd, 't is zeker, dat ik
steeds meer slijt."
"En nu nog voor onzen Dirk, die zullen we maar niet laten raden,
want dat heeft Piet al voor hem gedaan. Voor Dirk ook een tol."
't Was aardig, de gelukkige gezichten te zien.
"En als jullie nu niet te moe meer bent, moet je toch eens even
in de schuur komen kijken, daar is iets aardigs te zien," zei
vrouw Pruim. Dat werd aan geen doovemansooren gezegd. Leni holde
vooruit. "Nu heel stil zijn," vermaande vrouw Pruim, "wacht, ik zal
maar eerst gaan. Kijk eens," zei ze, toen ze eerst een paar kippen,
die daar liepen, had weggejaagd, en wees naar een groote ronde mand,
waarin Mollie, de poes, lag met vijf aardige, gele kuikentjes, die
gedeeltelijk van onder haar zachte vacht zichtbaar waren.
"Wat is dat? Mollie met...!" Leni kon geen woorden vinden om hare
verwondering uit te drukken. Door en de anderen waren ook verstomd
over hetgeen zij zagen.
"Maar--maar doet Mollie ze geen kwaad?" vroeg Nel angstig
|