|
ei wordt een kuikentje."
"Een echt?" vroeg Frits ongeloovig.
"Ja. Maar eieren moeten een geheelen tijd heel warm liggen, voor er
kuikentjes uit kunnen komen," onderwees Bob weer. "Ik zal het daarom
maar weer gauw toedekken."
"Als wij hier een kip hadden," bepeinsde Hans, "dan konden wij die
er op zetten."
"Ja," zei Bob, wien dit ook wel toelachte, "dan kroop er misschien
morgen wel een kuikentje uit het ei, dat zou heerlijk zijn."
"Durf jij een kip uit den tuin halen?" vroeg Hans.
Bob schudde heftig zijn hoofd. "Een doode misschien wel," kwam er
flauwtjes uit.
"Ja, maar die is er niet," zei Hans, met een bedenkelijk gezicht
naar de plaats kijkende, waar het ei lag, bedolven onder blousjes
en broeken.
"Zal Fritsje kipje zijn?" stelde Frits moedig voor.
Hans en Bob keken elkaar aan.
"Kun je stil zitten?" vroeg Bob.
Frits knikte.
"Kippen zitten altijd doodstil op de eieren," zei Hans, die zich
verplicht gevoelde Frits het moeilijke van zijn taak goed onder het
oog te brengen.
"Ik kan wel voor kipje spelen," zei Frits, die bij zijn voorstel bleef.
"Dan zal ik de kleeren weer uit den koffer krijgen."
"Kun je er alleen in stappen?" vroeg Bob.
Neen, dat kon hij niet. Hans en Bob moesten hem helpen.
"Daar is Julia ook," zei Bob, "die mag hier niet in deze kamer,
dan wil ze misschien ook in den koffer."
"Als 't kuikentje piept, moet je er dadelijk uitkomen," waarschuwde
Hans.
Frits knikte.
"Als Frits op het kuiken zit, dan kan het wel dood gaan," zei Bob
angstig.
Dat was een moeilijk geval, daar hadden Bob en Hans nog in 't geheel
niet aan gedacht.
"Laten we dan maar liever de kleeren weer op 't ei leggen," stelde
Bob voor, die in zijn verbeelding het doode kuikentje al zag. En juist
zou Frits maar weer kip af zijn, toen vreeslijk gegil van beneden tot
hen doordrong. Bob en Hans holden naar het raam aan den voorkant en
zagen nog juist, dat Julia door Leni van de straat opgeraapt werd.
"Hoe vreeselijk, Julia is uit het raam gevallen!" Bob en Hans vergaten
Frits en liepen, zoo vlug ze konden, naar beneden.
"Och, lieve poes, lieve Julia," riep Leni schreiende. "Zie ze eens
beven. Als ze maar niet dood gaat." Zacht streelde ze poes; allen
stonden om haar heen.
"Ze heeft gelukkig niets gebroken," zei mijnheer Van Brakel, de
pootjes onderzoekend. "Zet haar op dezen stoel, Leni; ik denk, dat
ze wel gauw weer de oude zal zijn. Zij is natuurlijk erg geschrokken."
"Zie ze toch
|