ode
puntmutsjes op de kist te zien zitten tusschen allerlei koffers,
doozen, manden enz.
"O wee, kijk Julia eens," zei Hans even later. "Zij wil, geloof ik,
op het dak gaan en dat mag niet. Juul, Juul, Juul!" riep hij, zoo
hard hij kon.
"Misschien is zij bang voor ons, omdat we nu op dwergjes lijken."
"Als ze op het dak komt, gaat ze vogeltjes vangen," zei Hans wanhopig.
Weer riepen beide kinderen zoo hard ze konden, maar poes stoorde zich
er in 't geheel niet aan en stapte kalm het raam uit.
Bob en Hans vergaten heelemaal wat Leni gezegd had. Beiden liepen
naar het raam om te kijken, waar poes gebleven was.
"Zie je haar?" vroeg Bob aan Hans, die 't meest vooraan stond.
"Ja, ze loopt in de goot."
"Och, die arme vogeltjes. Als poes ze ziet, eet zij ze op."
"Wat zou ze doen, ze zit zoo stil als een muisje."
"O Bobbie, misschien ziet ze al een vogeltje. Ik ga haar in den staart
knijpen. Jaap heeft mij verteld, dat, als je een poes, die loert,
in den staart knijpt, ze het vogeltje of muisje niet kan krijgen."
"Laten we dan dadelijk gaan. Ze zit nog steeds op hetzelfde plaatsje."
Beiden stapten toen voorzichtig in de goot. Bob vooraan, voetje voor
voetje, gingen ze op poes af.
Julia bemerkte eerst niets, maar toen Hans en Bob op ongeveer vier
passen genaderd waren, scheen ze onraad te bespeuren, tenminste ze
verliet haar plaatsje en liep verder.
"O, Hans, als wij haar nu maar kunnen krijgen," zei Bob half
schreiend. "Stil, daar zit ze weer, misschien heeft ze ons nog niet
gezien. Niet praten," zei hij, toen Bob weer iets wilde zeggen.
Ondertusschen was Leni weer op den zolder terug gekomen. Ze keek
vreemd op, toen ze de tweelingen niet op de kist zag zitten.
"Jullie deugnieten, heb je je verstopt?" zei ze lachend. "Ik zal je
wel vinden." Vroolijk zingend ging ze zoeken. "Hans, Bob!" riep ze
eenige keeren, toen zij ze niet vond.
"Misschien zijn ze in slaap gevallen," dacht ze toen. "Maar dan moeten
ze hier toch zijn. Wat is dat? Julia ook weg? O wee, het raam! Zou
Julia op het dak zijn gegaan?" Op eens kreeg ze een vreeselijken
schrik. "Als-als-de tweelingen...."
Leni holde naar beneden. "Ma--vader--Bob en Hansje zijn nergens te
vinden en Julia is op het dak."
"Kom, kom, kleine meid," zei pa, "Julia zal wel gauw terugkomen;
ze vond het zeker frisscher op het dak dan op den zolder. Ze zal zoo
gauw geen ongeluk krijgen."
"Och ja, maar ... paatje, Hans en Bob zijn er ook niet."
"Ha
|