lievelingskippen niet gesteld was.
"Jammer, dat Foxje er niet is," zei Dolf, "ik wil nog eens kijken,
misschien is hij wel in de buurt." En juist zou Dolf de kamer uitgaan,
toen Nel hem lachend tegen hield.
"Weer een brief van oom Karel," zei ze, "dien moet je eerst hooren, ik
zal hem voorlezen. Jongens, een brief van vader, kom eens gauw," riep
ze den tuin in. "Waar is Leni, die moet ook bij de voorlezing wezen."
"Hoera, hier zijn we al," juichte het drietal.
"Toe, Nel, begin nu gauw," zei Door.
Nel las:
"Mijn lieve kaboutertjes! Het briefje, dat ik hierbij insluit, is
van Miekie. Ik vond het op den lessenaar. Miekie had natuurlijk geen
postzegel, daarom heb ik het briefje maar in het couvert gedaan en
aan jullie verzonden. Dat zij gisteren iets in haar schild voerde,
was duidelijk. Zij bleef voortdurend bij mij zitten, terwijl ik zat
te schrijven. Na eerst op mijn schouder en toen op een paar boeken
gezeten te hebben, ging ze op een blaadje postpapier zitten. Als ik
haar zei: "maar, Miekie, postpapier is er toch niet om op te zitten,"
dan knipte ze een paar keer met haar groene oogjes en keek het raam
uit, alsof ze 't onschuldigste poesje van de wereld was."
"Precies zooals Julia doen kan," zei Door. "En toen ik klaar was," las
Nel verder, "en het papier wilde meenemen, was ze zoowaar ingedommeld,
zoo hield zij zich tenminste, zoodat ik het blaadje wel moest laten
liggen. Toen ik later den brief zag, begreep ik, waarom zij dit grapje
uitgehaald had.
Nu wil ik nog even vertellen, dat ik morgen bij jullie kom. Ik
weet, dat er dan een klein meisje jarig is, dat ik graag zou willen
feliciteeren en 't is dan mijn plan, de kaboutertjes den volgenden
dag mee naar hier te nemen. We verlangen allen erg naar hen en dan
... sedert gisteren heeft hier in huis een groote verandering plaats
gehad, maar ik _schrijf_ niet wat. Ik zal het mijn kaboutertjes
zelf _vertellen_. Wat zullen ze opkijken! Honderd kusjes van vader
en moeder."
"Komt Paatje morgen hier?" riepen Bob en Hans opgetogen.
"Ja, hoe vindt jullie dat?"
"Heerlijk!" zei Bob, "juist op Leni's verjaardag."
"En gaan we dan gauw naar huis?"
"Zeker, dan nog een nacht hier slapen," zei Nel, lachend om de
opgewonden gezichtjes.
"Dan gaan we weer naar Maatje," zei Hans blij.
"Ja en als jullie dan heerlijk bij je Maatje zit en bij Miekie, Bruun
en Jaap, dan zitten wij helaas weer op school," zei Dolf zuchtend.
"Maar nu kunnen we nog zingen," z
|