ald was."
"En hoe verdwaald!" lachte Dolf.
"'t Was maar goed, dat Pol geen ooievaar was, want die had het
kikkertje stellig opgepeuzeld."
"Brr!" Fritsje schudde zijn krullebol. "Ik vind kikkers niet lekker,
Mammi wel?"
"Neen hoor, ik eet liever appelbollen."
"En ik, en ik," riepen Leni en de anderen.
"Hoera! Vanavond appelbollenpartij!"
"En hoe is 't nu met de patientjes? Zouden jullie vanavond wel trek
hebben in een appelbol?" vroeg mevrouw Van Brakel.
"Mijn voetje doet bijna niet meer zeer, heusch niet."
"En mijn neus, kijk, er komt geen droppel meer uit."
"Dat dacht ik wel," zei Door. "Brieven zijn zoo goed voor verstuikte
voeten en bloedende neuzen."
"Ja, en vooral zulke lange," lachte Nel.
"Ramplamplan, daar komen wij an. We hebben geen schoenen of kousen
meer an," kwam Dolf dien avond de kamer instappen, een groot bord
met appelbollen op zijn hoofd balanceerende.
"O, jongen, denk om het porseleinen bord," riep mevrouw Van Brakel.
"En om onze heerlijke appelbollen," lachte pa. "Als ze over den grond
rollen, wil niemand ze meer hebben."
"Ik wel, ik wel," riepen Leni, Hans en Bob.
"Dan zal ik ze maar gauw neerzetten," zei Dolf, "want als jelui in
dat geval alle appelbollen samen op ging peuzelen, dan hadden we
morgen drie zieke kinderen, en dat zou wel zonde en jammer zijn van
de heerlijke vacantie."
"Hoera voor de vacantie!" riep Nel en stak een oogenblik later een
appelbol op haar vork in de hoogte.
"Hoera voor oom Karel!" juichte Door en deed hetzelfde.
"'t Lijkt wel, dat er wijn in de appelbollen zit, zoo opgewonden
worden jullie," zei vader. "Ma, geef me nog maar eentje: die dingetjes
smaken uitstekend."
"Ja, ze zijn onmogelijk lekker," beaamde Dora. Hans, Bob en Leni
hadden het veel te druk met hun bol om iets te zeggen.
"Komt, kinderen, het klokje van gehoorzaamheid heeft geslagen,"
zei moeder, en een half uur later: "Fritsje ligt al lang in bed."
"Fritsje is ook nog zoo klein," zei Hans. Hij vond het zeker wel wat
kinderachtig, bij Fritsje vergeleken te worden.
"Ja zeker," lachte ma, "maar ik geloof toch, dat het zandmannetje al
even bij Hansje Pansje op bezoek is geweest."
Een oogenblik later werden Leni en de tweelingen door Nel en Door
naar bed gebracht.
"Kijk eens even, of het kussen ook tegen mijn ooren aankomt," zei
Bobbie tot Door, die hem had uitgekleed.
"Tegen je ooren?" vroeg Door verwonderd.
"Ja, kun je ze goed zien?"
"Niet zoo heel
|