ebben. Nel
kan nu wel eens hooren, of vrouw Pruim ons misschien ook droge kleeren
kan leenen van een van haar jongens. Gerrit of Piet zullen wel iets
hebben, dat Hansje past."
"Een jasje en een paar klompjes van onzen Dirk kan dat jongetje best
aanhebben. Kom jij maar mee, hoor," zei vrouw Pruim tot Hans, "dan
zal ik je die spulletjes gauw aantrekken." Maar Hans had hierin in
't geheel geen lust, tot eindelijk mevrouw Van Brakel meeging.
Een hartelijk gelach weerklonk, toen Hans na een tien minuten als
boertje met lange broek en klompen aan weer in den tuin verscheen.
"O, "onmogelijk" leuk, onmogelijk," gilde Door. Hans kreeg nu ook
pret in 't geval, stak zijn beide handen in de zakken, zoodat ze
wijd uitstonden, draaide zich om en om en liet zich van alle kanten
bekijken.
"Nu, wat zegt ge nu?" lachte vrouw Pruim, "heb ik niet een aardig
Pruimpje van je gemaakt?"
"Och, zoo'n aardig Pruimpje," schaterde Dolf.
"Maar nu zijn we geen tweelingen meer," riep Bob met een grappig
ongelukkig gezicht. "Hoe moet dat nu, tante?"
"Dat is niets, ventje," zei mevrouw Van Brakel, "vanavond zijn jullie
weer tweelingen in je hanssopjes."
Foxje was door al die luidruchtigheid ook heelemaal van streek en
holde van den een naar den ander.
Na een half uur werd de terugtocht ondernomen en toen Hansje moe
werd van 't ongewone loopen op de klompjes, werd hij bij Frits in
de sportkar gezet, 't Was nog een heele wandeling en bij de greppel
gekomen, werd er halt gehouden. Door beweerde, dat ze "onmogelijk"
verder kon en allen hadden behoefte eens heerlijk uit te rusten met
die warmte. Dolf ging languit op de hei liggen en Fox hield trouw de
wacht bij zijn vriendje.
"Nu maar weer opgemarcheerd," zei mijnheer Van Brakel na een
kwartiertje. "Ik ben anders bang, dat we niet voor de bui thuis
zullen zijn!"
't Was duidelijk, dat Julia blij was, toen haar vrindjes en
vriendinnetjes weer thuis waren. Ze deed niets dan langs de deurposten
strijken en zacht miauwen en duwde haar aardig kopje dan tegen dezen,
dan tegen dien aan.
"Stil nu, stil nu," zei Door troostend. "Wat wil je toch, Julia? Wacht,
ik geloof dat er nog een kaakje in den zak is overgebleven. Dat krijg
je tot "welkom thuis" en morgen zullen we spelletjes doen; maar als
je te veel naar de vogeltjes kijkt in plaats van op te letten dan
neem ik mijn boek en ga in een hoek onder den treurboom lezen, hoor!"
"Ziezoo, het klokje van gehoorzaamheid voor allen, groot en
|