auw," riep Hans.
"Ook wat er buiten opstaat," vond Bob.
"Aan Hans en Bob, gelogeerd bij hun oom, mijnheer Van Brakel te
Westerkerke.
"Lieve kaboutertjes. De kusjes heb ik gegeven."
"Van Paatje," zei Bob.
"Ma," las Door, "op elken wang een. Bruno's snuit heb ik in mijn hand
genomen en Miekies zacht pootje even gedrukt. Jelui weet niet, hoe
stil ma, Bruno, Miekie en ik het vinden, nu onze kaboutertjes er niet
zijn. Bruno zat gisterenmorgen voor jullie slaapkamertje geduldig te
wachten. Ma en ik lieten hem stil begaan. Wij wilden eens zien, wat
hij zou doen. Na een tijd rustig gewacht te hebben, begon hij zacht
te janken. O, het klonk zoo bedroefd en steeds keek hij naar de kruk
van de deur. Daarop begon hij te blaffen en zoowaar aan de deur te
krabben. Toen riep ik hem. "Die ondeugende kaboutertjes! Willen ze de
deur niet open doen?" zei ik. Bruun kwispelstaartte uit alle macht,
liep van de slaapkamer naar mij en van mij naar de slaapkamer, en
keek mij met zijn trouwe, bruine oogen zoo smeekend aan, alsof hij
zeggen wilde: doe nu toch die nare deur open, ik kan toch niet door
't sleutelgat. "Kom dan maar," zei ik, en toen was Bruun niet te
houden, hij sprong tegen mij op, likte mijn handen en blafte, dat
hooren en zien je verging. Met een vaart rende hij de slaapkamer in,
maar bleef op eens verbaasd staan, toen hij die leeg vond. Alles werd
besnuffeld, hij begreep er niets van. Zijn mooie pluimstaart, die even
te voren nog zoo vroolijk wapperde, hing nu sluik neer. "Arme hond,
zijn ze weg?" zei ik. Nog eens liep hij de kamer rond, snuffelde onder
't bed en liep toen langzaam naar de huiskamer.
Ma troostte hem met een stukje hondekaak en een hompje kaas. Na
't ontbijt zijn ma en ik een flinke wandeling met Bruno gaan doen.
Ma wilde Miekie, geloof ik, ook wel mee hebben, omdat ze het zoo
stil vond zonder haar ventjes, maar dat ging natuurlijk niet. Toen we
den hoek van de straat omsloegen, kwamen we Pollo tegen. Dat was een
vroolijke ontmoeting tusschen Bruun en hem. 't Was, alsof ze elkaar
in jaren niet gezien hadden. Daarna liepen ze een tijdje rustig naast
elkaar. Het scheen wel, dat Bruno vertelde, dat jullie weg waart en
ik denk, dat Pollo hem zoo goed mogelijk getroost heeft, tenminste
even later renden ze uitgelaten over 't weiland. De schapen, die daar
liepen, wisten zich van angst niet te bergen. Een klein lammetje
drukte zich stijf tegen zijn moedertje aan en blaatte zoo innig
bedroefd. Daar vloog
|