, ik moet even de eieren naar de keuken
brengen. Zijn al die boterhammen voor mij?" vroeg ze, verbaasd naar
haar bordje kijkende.
"Ja, natuurlijk," zei Door. "Ik heb je immers gevraagd, hoeveel je
hebben wou? Je eet nu maar op, wat op je bordje ligt."
"Maar ik _heb_ niet gezegd, dat ik er vier wou hebben," zei Leni,
wanhopig naar den berg boterhammen kijkende. "Zoo veel eet ik nooit."
"Wat is er toch, kinderen?" vroeg mijnheer Van Brakel.
"Och, vader, ik was aan het brood snijden, en omdat ik niet graag meer
wilde snijden dan noodig was, vroeg ik Leni, die natuurlijk weer bij
de kippen was: "hoeveel?"
"En toen?"
"Toen riep ze van vier, dus...."
"En vier kon _on_mogelijk iets anders zijn in Doors oogen dan sneetjes
brood; zoo'n huishoudstertje," lachte vader.
"Nu begrijp ik het," zei Door, "vier kon bij Leni _on_mogelijk iets
anders zijn dan eieren."
"Of kippen," zei Nel.
"Dus kippeneieren," lachte Dolf. "Wat wil jij, Julia, kleine
vleister! Bob, zij wil, geloof ik, dolgraag een stukje van jouw
boterham hebben."
"Nu zou ik toch eigenlijk wel graag een kopje thee willen hebben,"
zei vader.
"O wee, ik vergeet heelemaal in te schenken. Ma heeft misschien ook
wel trek in een kopje. Leni, wil jij eens even vragen?"
"Wat is dat?" riep Door verschrikt uit. "Er komt water uit de tuit,
alleen water. En ik weet toch zeker, dat ik thee in den pot heb
gedaan."
"Misschien gebeurt zoo iets in de vacantie wel meer," zei vader.
"O, neen, paatje," zei Door, die wel begreep dat mijnheer Van Brakel
haar plaagde, "'t Is toch heusch waar. Ik heb het theebusje in de
hand gehad, ik weet het zeker."
"Ja, je hebt met thee zetten gedaan als met de vraag aan Leni over
de boterhammen. Je vroeg hoeveel, en het voornaamste vergat je."
"Ja, maar het theebusje," begon Door verdrietig, "waar is dat dan
toch gebleven. Ik zie het hier niet staan en toch...."
"Ik heb het, ik heb het!"
"Waar?" vroeg Door.
"Hier, onder het deksel van het botervlootje," zei Nel.
"Ik ben blij voor jou, dat het busje er weer is. Ik zal nu voor dezen
morgen maar een glas melk nemen; want het wordt mijn tijd."
"Nu, paatje," zei Door, die het heel onpleizierig vond, dat haar
theeschenken zoo treurig afliep, "dan schenk ik u vanmiddag een extra
lekker kopje."
"Water of thee?" lachte vader.
"Wat is u toch een plaaggeest!"
"Ik op 't lage stoeltje!" riep Nel een kwartier later en rende naar
het prieel zoo vlug ze kon, met de
|