vanavond. Ten
eerste, omdat ik morgen jarig ben en ten tweede, omdat ik zoo
verlangend ben naar hetgeen oom Karel heeft te vertellen."
"Moes, u weet het," zei Door, mevrouw Van Brakel met den vinger
dreigend. "Toe, vertelt u het ons eens."
"Dat kun je begrijpen," lachte moeder.
En toen Door Nel later iets in het oor fluisterde en Dolf vroeg,
of er ook een verfkwastje was, zei mijnheer Van Brakel lachend:
"'t Is hier wel een tijd van geheimpjes, dat moet ik zeggen."
"Nu, kinderen, 't is tijd om naar bed te gaan. De tweelingen en Leni
slapen zeker al lang."
"Ja, kom Nel, wij moeten morgen vroeg op," zei Door, "want"....
"St., niets vertellen," zei Nel, den vinger op den mond houdende.
"Och, lieve tijd," zuchtte Door, "ik vind het toch zoo "onmogelijk"
lastig, geheimen te bewaren."
TIENDE HOOFDSTUK.
LENI'S VERJAARDAG.
"'t Is zes uur, sta op," fluisterde Nel.
"Wat zeg je?" vroeg Door slaperig.
"'t Is zes uur. We zouden immers bloemen voor Leni plukken. Kom
er uit."
"Nu al?"
"Ja zeker, anders komen we niet klaar."
"Ik ben zoo "onmogelijk" slaperig."
"Dat ben je om zeven uur ook nog," was 't kalme antwoord.
"Je hebt ook nooit medelijden met mij," kwam er grappig klagend uit.
"Als ik klaar ben, ga ik en wacht niet op je." zei Nel. "Stil, Leen
draait zich om; als ze wakker wordt, is alle aardigheid er af."
"Ik kom al," zuchtte Door, haar kousen aantrekkend.
Zacht fluisterend en op de teenen loopend kleedden Nel en Door,
zich aan.
"Begin nu alsjeblieft niet met je sproeiwoede," zei Nel, toen Door
haar waschkom vol schonk, ''dan wordt Leni stellig wakker."
"'k Vang dan anders twee vliegen in een klap," zei Door lachend.
"Hoe zoo?"
"Wel, ik krijg de volle laag en jij bent wel tevreden met de
druppeltjes, die mij voorbij vliegen; op die manier zijn we gauw
klaar."
"Als jij dat druppeltjes verkiest te noemen," zei Nel, "'t is
gewoonlijk een volslagen fontein. Stil, Leni beweegt zich weer,
sta nu toch doodstil."
Wel drie minuten stonden beide meisjes onbeweeglijk, angstig kijkend
naar de kleine jarige.
"Voor standbeeld ben ik niet in de wieg gelegd," zei Door, toen zij
zich weer durfde bewegen, "dat merk ik wel."
"En ik niet," zei Nel.
Plof! Wat was dat? Doors kam gleed uit haar handen. Beide meisjes
stonden als palen; want nu volgde een onrustbarend geschuifel in
het ledikant.
"Ga op den grond liggen," commandeerde Nel en zeeg zelf ook behoedzaam
neer.
|