s over het geluid, dat zoo'n klein
beestje maakte. Maar toen begon zij al vlugger te loopen, naar Fox toe.
"Zij komt op ons af!" gilde Door. "Fox, hier, hier!" En meteen nam ze
Hans bij de hand en zette het op een loopen. Nel met Bob er achteraan!
Dolf en Leni, die al een eind vooruit waren, keken bij het hooren
van het gegil achterom en renden angstig voort.
"O, o!" jammerde Door en wanhopig sleurde ze Hans mee. "Hoe
vreeselijk!"
"Als we maar eerst bij het hek waren," hijgde Nel. "Ik-ik kan
bijna--niet meer." Maar voort holde ze, den schreienden Bob
meetrekkende. Steeds dichter en dichter naderde de koe. Nel hoorde
het dier vlak achter zich. Ze bestierf het bijna van angst. Op
eens struikelde ze en sloeg voorover, terwijl ze Bob in haar vaart
meetrok. Op datzelfde oogenblik hoorde ze roepen: "Hector, pak aan!" En
even daarna stond een oud, krom boertje over haar heen gebogen.
"Wel, wel, ben je zoo geschrokken?" hoorde ze hem vriendelijk zeggen
en meteen werd ze voorzichtig opgelicht. "Kom maar mee, hoor, en dat
kleine ventje ook," zeide hij, den hevig schreeuwenden Bob bij de hand
nemend. "Hector heeft die leelijke koe, die jullie zoo verschrikt
gemaakt heeft, bij het touw: Je behoeft niet meer bang te zijn, dat
ze je zal stooten. Kom maar gauw mee naar mijn huis. Je drinkt een
frisch glas water en je bent weer heelemaal beter."
"Heb jullie je pijn gedaan?" vroeg Door bezorgd, die met de anderen
om Nel heen stond.
"Mijn voet doet zoo'n pijn," zei Nel nog schreiend, gedeeltelijk van
den schrik en gedeeltelijk van de pijn.
"Als je hem maar niet verstuikt hebt," zei Door. "En Bob, waar heb
jij je bezeerd?"
"Mijn knie," zei Bob, "o, mijn knie doet zoo'n pijn."
"Wel lieve tijd, zijn heele knie geschaafd," zei Door. "Stumperd. Hoe
komen we met twee zulke invaliden thuis!"
"Moet je nog ver?" vroeg het boertje.
"Nog een half uurtje," zei Dolf.
"Zoo, zoo, dat is geen kleinigheid, dat is geen kleinigheid," herhaalde
hij hoofdschuddend. "Wil ik je eens wat zeggen? We zullen eerst een
glas water gaan drinken voor den schrik en dan span ik mijn Bruin voor
den wagen en breng jullie allen thuis. Nu, wat zeg je daarvan? 't Is
wel geen statiekoets, maar je behoeft dan toch niet te loopen."
"Dat vind ik "onmogelijk" aardig," zei Door.
Mijnheer en mevrouw Van Brakel wisten niet, wat ze zagen, toen daar
het heele vroolijke troepje op een hooiwagen den weg afkwam. Dolf en
Leni wuifden al uit de verte met hun
|