astmaken van mijn knooplaarzen
bestaat er niet veel kans, dat ik hem verder droomen zal."
"Ja," zei Nel, zich bezinnend, "ik droomde van koeien, die op mij af
kwamen--en--en--verder weet ik werkelijk niet meer."
"Dat dacht ik wel. Een droom is als een Fransche les, als je hem
vertellen wilt, dan weet je er hoogstens een regel van. Maar dat je
van koeien gedroomd hebt, verwondert mij niet na ons avontuur van
gisteren. Mij dunkt, al de jonge leden van den huize Van Brakel hebben
het vannacht wel met een of meer koeien aan den stok gehad. Ik ken
mijzelf niet, dat ik er zoo heelhuids ben afgekomen, afschoon _jouw_
koeien mij mijn halve nachtrust gekost hebben," lachte ze.
De lucht zat vol geheimen!
Geen wonder, Leni was den volgenden dag jarig en dat is op zichzelf
al een feest, maar jarig zijn in de vacantie, met nog twee aardige
logetjes, dat is wel een reden om er een echten feestdag van te
maken. Er werd dan ook heel wat afgefluisterd, zelfs Kee werd er in
betrokken, en wat meer zegt: Kee had nu eens geen haast, maar luisterde
belangstellend naar Nel of Door. Leni's hartje popelde van verlangen.
"Is ons cadeautje al bezorgd?" fluisterde Door moeder in 't oor.
"Nog niet, juffertje Ongeduld, maar dat zal wel komen."
"Het zou jammer zijn, als het niet op tijd kwam. Weet u wat, ik ga
eens even naar den winkel."
"Dat zou ik maar doen, zoo'n wandeling is gezond," zei mevrouw
Van Brakel.
"Hoe vervelend! Nu kan ik mijn handschoenen weer niet vinden; maar kom,
dan maar zonder," overlegde Door bij zich zelf. "'t Is ook zoo warm."
Zoo alleen boodschappen doen was juist een kolfje naar Doors hand;
ze hield dol van winkels kijken en nu kon ze net zoolang voor een
raam staan, als ze zelf verkoos. Nel had gewoonlijk zoo'n haast. Toen
ze eindelijk al haar aandacht gaf aan een winkel, waar mooie platen
voor de ramen hingen, bemerkte ze, dat een meisje naast haar stond,
dat gedurig naar haar keek en dat, telkens als Door haar aankeek,
lachend haar hoofd afwendde. Door wist niet, wat ze er van denken
moest en liep verder. Bij een volgenden winkel dacht ze: "Wat zien ze
toch aan mij?" toen ze bemerkte, dat ook een dame, die eerst achter
haar had geloopen, haar in 't voorbijgaan aankeek en lachend doorliep.
"'t Is, alsof iedereen weet, dat we morgen een feestje hebben," dacht
ze bij zichzelf en liep wat vlugger om gauwer thuis te zijn. Maar
voor ze den winkel in ging om te vragen, of het cadeautje, dat zij
en Nel aan
|