"Konden we maar dood liggen, zooals Foxje."
Weer was 't even stil in de voorkamer.
"Ik probeer 't," zei Nel kordaat.
"Wat?"
"Ik houd het hier niet langer uit."
"Nel, hoe durf je! Ik laat je niet alleen gaan," zei Door, toch alles
behalve moedig.
Heel voorzichtig, met ingehouden adem, liet Nel zich uit 't bed
glijden. Door volgde klappertandend....
"De deur staat op een kiertje," fluisterde Door.
Als twee angstige vogeltjes tegen elkaar aangedrukt, stonden Nel en
Door in de gang en trachtten door de deuropening te kijken.
"Zie je iemand?" fluisterde Door tot Nel, die vooraan stond.
"Niemand."
"Ze zullen onder de canape gekropen zijn."
"Ik ga eens kijken," zei Nel moedig.
"Ik zie niemand," zei ze, op haar buik liggende.
"Kijk eens op 't inktstel naar mijn ringetje."
"'t Ligt er nog" zei Nel, steeds moediger de kamer rondkijkende.
"Ligt het er nog?" Door was een en al verbazing. "Hoe is 't mogelijk;
dieven zijn anders dol op goud."
"Misschien zijn ze boven op de kast gekropen," begon Door weer,
nu half in de kamer staande.
"Op de kast?" vroeg Nel ongeloovig, terwijl ze voorzichtig het
tafelkleed oplichtte.
"Ja zeker, op de kast. Als iets weg is, kan het overal zijn, zegt
ma altijd."
"Je denkt zeker aan je haarlintje of je handschoenen, die ook altijd
zoek zijn. St.--hoor je dat?" Nel stond stijf van schrik.
Door keek haar met groote oogen aan en durfde geen voet verzetten.
"Daar hoor ik 't weer," zei Nel, nog steeds op dezelfde plaats
staande. "Maar--maar--ik geloof--dat--ja nu hoor--ik--het--duidelijk,"
riep ze opgewonden....
"'t Is ... een vogel!"
"Een vogel?" Door wist niet, wat ze hoorde. "Een vogel?" herhaalde ze
hoogst verwonderd en stond eensklaps midden in de kamer, naar alle
kanten kijkende en luisterende. "Ja, je hebt gelijk, nu hoor ik het
ook en heel duidelijk zelfs."
"Hij zit stellig in den schoorsteen."
"Neen, dat geloof ik niet, hij zit in de kachel. Die stumper kan zijn
pret ook wel op."
"Ja, werkelijk, arm dier," zei Nel.
"Wat wil je doen?" voeg Door, toen Nel naar het raam liep.
"Het raam open schuiven; dan kan hij dadelijk naar buiten vliegen. Het
zal wel een verdwaalde kraai of spreeuw zijn."
"Uitstekend," vond Door. "Nu zal ik het kacheldeurtje open zetten,
let op, een, twee, drie--rustverstoorder."
Werkelijk vloog een jonge spreeuw er uit, keek even met zijn aardige
glinsteroogjes verbaasd rond, zag het open raam--en was verd
|