bloot en bonden er twee
koorden rond.
Het was een akelige stonde. De sneeuw smeet in Romaan zijn gezicht, lijk
hij daar van voren stond, dichtebij. Hij ging alles nauwkeurig na en 't
zicht van dat houten ding, waar Wiezeken in beloken lag, spijkerde zich
met zeerdoend hamergestamp vaste in zijnen geest. Hij hoorde 't
hopelooze gesnik van Madeleen, als Wiezeken in 't volle weer verdragen
werd en zoo eendelijk wegzakte, diepe, in de eendelijke holte. Hij
merkte nog hoe de mannen bedaard en onverschillig te werke gingen....
Daar kwam een groote moeheid over hem en zijne knieen knikten thoope.
Hij wist meteen niet meer duidelijk wat er gebeurende was en liet zich
door Johannes meeleiden. Hij trutselde, wilde een klaarte krijgen in
zijn gedachten en mummelde gestadig:
--Maar ... maar ... sapristi! Zijn we nu allemaal tegare?...
Hij werd opgeheven en zat op een nieuw in het rijtuig. Hij zag Madeleen
weer uitbersten in een wee zonder ende en kreeg meteen 't idee dat hij
ze troosten moest.
--Toe-de, mijn kind ... ge moet op iets anders peinzen....
Ze waren allemaal bang van hem. Hij zei:
--'t Is hier plezant, zoo te rijden....
Hij klopte op Madeleens schouder en bukte zich om te blikken in haar
betraand gezichte. Hij streelde nadien hare handen en peuterde zoetekens
over hare vingeren en begon ook te weenen. Hij liet zijn hoofd
neerzijgen tegen hare borste en sloot zijne oogen.
Ze geraakten thuis. Ze moesten hem wakker maken en hij keek heel
verwilderd toe, zonder begrijpen. Hij ging de trap op en vond in de
keuken tante Olympe aan 't jeremieeren met Mariette. Mariette wilde
subiet wegloopen, verlegen omdat ze midden in al deze droefenis betrapt
werd. Ameye vroeg dat ze arets blijven zou en ze groette elkendeen
minzaam. Het was eene afleiding en de kamers, waar Wiezeken nu voor
altijd uit was, en gaapten zoo akelig niet.
Goedele bracht de hoeden en mantels weg en toonde zich uitermate
gedienstig. Ze schikte de koffiekommekens, had beste koekskens veerdig,
vulde met djente bewegingen de leegte, die tallenkante herkomen wou.
En Ameye hielp dapper mee, aldoor de conversatie rechthoudend en de
aandacht op allerlei zaken verstrooiend. Mariette begreep seffens dat
ze ook van hulp zijn kon en haar klaar stemmeken deed ze sierlijk
oprinkelen. Ze was alzoo waarachtig een hupsche deerne en hare handen
waren zoo klein en zoo blank, en ze vingerde zoo prontelijk ermee, om
haar gezegde uit te teekenen. Ze merkte dat ui
|