t is goed ... het is goed....
Hij maakte ervan, zonder goed in te zien, een groot ongeluk, en zijn
herte was er vol mee. Hij probeerde aan het kindje te denken, dat hij
nooit gezien had, en aan Madeleen, die hij nooit gezien had. Hij dierf
dat nu doen, in de aanwezigheid van Goedele en buiten 't bereik van
zijne vrouw. Hij voelde Goedele's hand op zijnen schouder rusten en dat
deed hem zachte deugd.
Goedele en verwijlde niet lange bij hem. Al trof ze nu een
teer-lijdelijk herte, al trilde in het kille huif een snare van goede
aandoening, ze kon niet zoo seffens aansluiten met vader. Vader was, met
al de rest, verre verwijderd van haar innige leven en ze bekeek hem van
verre. Ze bleef koel, alhoewel een streelende zoetigheid om hare woorden
fluweelde. Ze zei:
--Goeienavond....
En met eene aaiende buiging golfde hare stem. Hij voelde hare vingeren
trage wegsleeren over zijn schouder en hij zat subiet heel alleene en
bangwordend in den naderenden nacht, te turen zonder weten naar 't
laaierig vuur, dat oplikte langs de vlammende scheiers.
's Anderendaags was 't weer een ijverig en verward bedrijf. Na een
loopken in de stad, waar ze nog haastig 't een en ander te verrichten
had, kwam Goedele bij Romaan. Ze vond hem in de keuken. Hij keek
rijzekens op, als ze binnenkwam, en nauw hoorbaar groette haar. Ze kon
door licht en menig getater hem niet uit zijn somber gemijmer krijgen en
ze moest het endelijk opgeven, met een zucht. Ook Madeleen en liet zich
door geen troosting roeren en zat in zwijgende neerslachtigheid precies
te voelen over haar den stillen gang van den tijd. Niemand sprak over
het kind. Tante Olympe was lijk een automaat den vloer aan 't
affledderen en stond bijwijlen zonder kijken te roefelen over een zelfde
plekke.
--Ge moet ulie struisch houden, zei Goedele.
't Geluid van haar stemme wuifde uiteen en viel dadelijk plat neere,
versmoord tusschen de muren, en zonder uitslag. Het huis was vol van
Wiezeken, en niemand sprak van Wiezeken.
Een tijdeken voor den noene tort Ameye binnen. 't En deed Goedele geen
emotie aan, hem op een nieuw dichte bij haar te voelen. Ze was 't alzoo,
zonder overgang, reeds gewend, en lei hare hand met rustigheid in de
zijne. Ze was wel tevreden dat hij haar helpen kwam om de stilte te
bestrijden, waar zij hopeloos in alleene bleef. Hij voelde met meer
gemak de doode leegte, en zijne gebaren, 't vergaan van zijn wezen en
't gedoe van zijne armen, waren min gemaakt. Het
|