Ga maar op den rand van je
ledikant zitten. Beenen stijf houden, hoor."
"O, jullie gooit mij haast om," zei Leni met een wanhopig gezicht.
"Dat is niets, hou je maar flink vast, je valt niet in 't water. Wacht,
nog een duwtje. Wat is dat?"
Daar lag Leni achterover in bed met de beenen in de lucht te
spartelen. Nel en Door lachten, dat de tranen haar over de wangen
liepen en met de kam begon Nel de maat te slaan:
"'t Is vacantie, 't blijft vacantie,
Twee gele schoentjes boven!
Wie dat niet met ons zingen wil,
Die moet er aan gelooven!"
En met de beenen in de lucht hoorde men Leni meezingen.
"Laten we ons nu gauw klaar maken. Lieve deugd, kijk eens op de klok."
"Ja, maar mijn schoenen zitten nog niet goed," klaagde Leen, die met
veel moeite uit het bed geklauterd was.
"Stamp maar op den grond, dan zul je er wel in schieten," zei
Door. "Toe, Nel, jij bent al verder dan ik, help jij haar even met
't haar. Ik moet mij nog wasschen. Maar waar is mijn handdoek? Wie
heeft mijn handdoek toch gezien?"
"Pak den mijnen maar, die hangt op den stoel. Wat doe je?" vroeg Nel,
toen Door den handdoek recht voor zich uit hield en dien aandachtig
bekeek.
"Ik zoek overal je natte puntje," zei ze plagend.
"Denk je, dat ik mij na dat waterbad van jou nog ben gaan
wasschen? Dank je wel, hoor. Ik heb mij lekkertjes met den handdoek
afgedroogd. Wees maar blij, je kunt hem nu heerlijk gebruiken. Hoe
jij zoo'n ding ook altijd zoo nat krijgt, is mij een raadsel. Je kunt
toch wel schoon worden zonder zoo te plassen? Bah! Dat koude water,
daar moet ik niets van hebben."
"En ik vind dat koude water nu juist zoo "onmogelijk" lekker. Zoo
met je geheele gezicht in de kom," zei Door, terwijl ze voorover ging
staan en haar gezicht nat gooide. "Lekker!"
"Je schreeuwde toch maar moord en brand, toen ik met de natte spons
voor je bed stond," lachte Nel.
"Nu ja, die aanval was ook verraderlijk."
"Maar Door! Pas toch op, het wordt hier nog een overstrooming. Je
sputtert de geheele waschtafel onder en zie den spiegel eens."
"Dat zijn dauwdroppels," lachte Door.
"Andere dauwdroppels zul jij ook wel nooit te zien krijgen," plaagde
Nel terug.
"Ziezoo, schattepoes, zeg nu eens of ik je niet een mooie kuif heb
gemaakt: wacht, ik zal je even optillen voor den spiegel. Die Door
ook met haar geplas, he? Je kunt bijna niet in den spiegel zien,
zoo heeft zij hem besputterd."
"Kijk toch eens. Zie je waar dat op lijkt
|