ot duwde.
--Mevrouw wilde maar altijd nieuws weten. Juffrouw weet nu misschien wel
nieuws.
Goedele antwoordde niet en stapte gauw binnen. Terloops was haar idee
dat Justa haar gevolgd had en nageloerd langs den weg, maar ze dacht er
niet verder over na. Dat alles, meende zij, was ook nu zoo verre van
haar verwijderd, dat ze geen belang meer stellen kon in peuterige
leelijkheidjes.
Ze had de smart tot diepe in haar vleesch gevoeld; en wat hier ommeging,
de doening van moeder en de kinderachtigheid van vader, al dat suffe
bedrijf van elkendeen in de groote leege woonste, 't was rijzekens een
buitenmenschelijk gespeel. Ze zag even in haren geest het pieuze gebaar
van Sebastiaan zijn vingeren....
Ze stond voor Ursule. Ze had het gevoel dat ze heel hoog stond. Ze zei
simpel:
--Het kind is dood.
Ursule en roerde niet. Ze keek naar Seppie, die zich had neergevleid om
hare voeten en nu lui zijn muilken snuivend opstak naar Goedele. Haar
blik was hard, gewoon-hard, en de lichtstreep, die de lampeklaarten op
heur gladgestreken haar leiden, en bewoog geen steke naar achteren noch
voren. Ze sprak:
--God hebbe zijn zielken. Het lieveken is gelukkig.
Na een stonde vroeg ze of Romaan sterk was, en als ze vernam dat hij
zeer afgemat en terneergeslagen het verlies van zijn dochterken beleden
had, viel van hare lippen een koud woord, dat vreemd tegen hare
gevoelerigheid van te-morgen afstak.
--De tijd zal 't uitwisschen, zei ze.
Goedele had meteen geschokt opgekeken. Ze bedaarde echter subiet, zich
peiselijk opheffend in de wijde golving van haar leed, en beaamde
stille:
--Ja, de tijd zal 't uitwisschen....
Ze verliet zonder groeten de eetplaats en tort langzaam de trap op.
Haar kamer, docht haar, had een zonderling uitzicht en met de roerende
keersevlamme klaarden de stoelen, de witte vlekken van 't bedde, en de
breede spiegel van de toilettafel, met onbekende vormen op. Het scheen
haar hier alles zoo oneigen en de reuk van de versche lakens tingel de
in haren neuze, lijk iets dat nooit bij deze lakens behoord had. Wat was
hier gebeurd? Ze schudde haar hoofd en mompelde lijdelijk:
--In mij is 't gebeurd....
Ze had het ganschelijke gevoel daarvan, maar verder kon ze in haar eigen
niet ingaan. Ze beleefde de vreemde veranderingen die haar ziele
ommegewenteld hadden en de oorzaken lagen te diepe. Daar was iets
gebeurd. Over al het onduidelijke wezen van haar machtige wee, reikte
die zekerheid.
Lang blee
|