p wordt dezelfde reeks opnieuw in dieperen zin gegrond. Uit zeven
oogpunten moet de zwaarte der zonde worden overdacht: uit het oogpunt
Gods, uit dat van den zondaar, van de stof, van de omstandigheden, van
de bedoeling, van het wezen der zonde zelf, en van de gevolgen. Sommige
dier punten zijn weer onderverdeeld in acht, in veertien, bij voorbeeld
het tweede: de zonde is zwaarder naar de mate van beweldadigdheid, van
kennis, van voormalige deugd, van het ambt, de wijding, van de
gemakkelijkheid om weerstand te bieden, van de gelofte, van den
leeftijd. Er zijn zes zwakheden des geestes, die tot de zonde geschikt
maken. [723] Het is alles juist zoo als in het boeddhisme: ook daar die
moreele systematiek, om houvast te geven aan de oefeningen der deugd.
Deze anatomie der zonde zou licht het zondigheidsbesef, dat zij
versterken moet, verzwakken door het af te leiden op het uitpluizen der
classificatie, wanneer niet tegelijk de fantazie der zonde en de
verbeelding der straf tot het uiterste waren geexaspereerd. Niemand kan
in het tegenwoordige leven de enormiteit der zonde volkomen bevatten of
ten volle verstaan. [724] Alle moreele voorstellingen worden met een
ondragelijk overwicht beladen, door ze steeds weer in onmiddellijke
betrekking te stellen tot Gods majesteit. Bij elke zonde, ook de
geringste, is het heelal betrokken. Gelijk de boeddhistische litteratuur
het applaus der hemelingen met bloemenregens, lichtschijn en zachte
beving der aarde kent bij een groote daad van een Bodhisattva, zoo hoort
Dionysius, somberder gestemd, hoe alle gezaligden en rechtvaardigen, de
hemelsche sferen, alle elementen, ja zelfs de onredelijke wezens en
onbezielde dingen wraak roepen over de onrechtvaardigen. [725] Zijn
proeve, om door gedetailleerde beschrijving en opzettelijke
verbeeldingen ter benauwing de vrees voor zonde, dood, oordeel en hel
tot het allersmartelijkste aan te scherpen, mist haar ijzingwekkende
werking niet, misschien juist door haar ondichterlijkheid. Dante had de
duisternissen en gruwelijkheden der hel met schoonheid aangeraakt:
Farinata en Ugolino zijn in hun verworpenheid heroisch, en de
klapwiekende Lucifer vertroost ons door zijn majesteit. Doch een bij al
zijn mystische intensiteit toch volkomen ondichterlijke monnik als
Dionysius de Kartuizer geeft de hel als pure angst- en ellendigheids-
voorstelling. De lichamelijke pijnen en smarten worden in schroeiende
kleuren geschilderd. De zondaar moet opzettelijk trac
|