en twijfel, zoo bij het volk als bij de
hooggeplaatsten, aan de werkelijkheid van al de ontdekte misdrijven.
Een der inquisiteurs beweert, dat een derde gedeelte der christenheid
met vauderie is besmet. Zijn godsvertrouwen brengt hem tot de
huiveringwekkende consequentie, dat ieder van tooverij beschuldigde ook
schuldig moet zijn. God toch laat niet toe, dat iemand ervan wordt
beschuldigd, die geen toovenaar is. "Et quand on arguoit contre lui,
fuissent clercqs ou aultres, disoit qu'on debvroit prendre iceulx
comme suspects d'estre vauldois." Houdt iemand vol, dat sommige der
verschijnselen op inbeelding berusten, dan noemt hij hem verdacht.
Ja, deze inquisiteur meende op het zien van iemand te kunnen oordeelen,
of hij bij de vauderie betrokken was of niet. Later werd de man
krankzinnig, maar de heksen en toovenaars waren verbrand.
De stad Atrecht geraakte door de vervolgingen zoo in opspraak, dat men
haar kooplui niet meer wilde herbergen of hun crediet verleenen, uit
vrees, dat zij wellicht morgen van tooverij aangeklaagd, hun goed door
verbeurdverklaring zouden verliezen. Niettemin, zegt Jacques du Clercq,
geloofde buiten Atrecht niet een op duizend aan de waarheid van dat
alles: "oncques on n'avoit veu es marches de par decha tels cas advenu."
Als de slachtoffers bij hun terechtstelling hun euvele daden herroepen
moeten, twijfelt het volk van Atrecht zelf. Een gedicht vol haat tegen
de vervolgers beschuldigt hen, alles uit hebzucht te hebben aangespannen;
de bisschop zelf noemt het een opgezette zaak, "une chose controuvee par
aulcunes mauvaises personnes". [828] De hertog van Bourgondie roept het
advies in der faculteit van Leuven, van welke meerderen verklaren, dat
de vauderie niet reeel is, dat het enkel illusies zijn. Toen zendt
Philips zijn wapenkoning Toison d'or naar de stad, en sedert dien tijd
werden geen nieuwe slachtoffers meer gevat, en die nog in staat van
beschuldiging waren, zachter behandeld.
Tenslotte zijn al de Atrechtsche heksenprocessen vernietigd. En de stad
vierde dat feit met een vroolijk feest en stichtelijke zinnespelen.
[829]
De waan der heksen zelf van haar luchtritten en sabbathorgieen is niet
dan haar eigen inbeelding, dat was het standpunt, in de vijftiende eeuw
reeds door verscheidenen ingenomen. Daarmee was evenwel nog niet de rol
van den duivel geschrapt, want hij is het, die de noodlottige illusie
teweegbrengt; het is een dwaling, maar zij komt van den duivel. Dat is
ook nog h
|