min of
meer onverschillige levenssleur naar buiten, om tot troost en verheffing
kunst te genieten in eenzelvige contemplatie; men vindt de kunst
aangewend tot verhooging van den luister des levens zelf. Zij is bestemd
om mee te klinken in de vervoeringen van het leven, hetzij in de hoogste
vlucht van vroomheid of in het hoovaardigste genieten van het
wereldsche. Als een eigen ding van schoonheid wordt de kunst in de
Middeleeuwen nog niet begrepen. Zij is voor het overgroote deel
toegepaste kunst, ook in de voortbrengselen, die wij als zelfstandige
kunstwerken zouden aanmerken; dat wil zeggen: haar bestemming, haar
dienstbaarheid aan eenigen levensvorm is het motief, om haar te
begeeren; de zuivere schoonheidsbedoeling moge des ondanks den
scheppenden kunstenaar zelf besturen, het geschiedt half onbewust. De
eerste kiemen van een kunstliefde om haars zelfs wil doen zich voor als
woekeringen der kunst_productie_: bij vorsten en edelen hoopen zich de
kunstvoorwerpen op tot verzamelingen; nu worden zij nutteloos en geniet
men ze als weelderige curiositeit, als kostbare deelen van den
vorstelijken schat, en daaraan eerst kweekt men den eigenlijken
kunstzin, die in de Renaissance is volgroeid.
In de groote kunstwerken der vijftiende eeuw, met name in de
altaarstukken en de grafkunst, ging voor den tijdgenoot de gewichtigheid
van het onderwerp en de bestemming ver voor de waardeering van de
schoonheid. De werken moesten schoon zijn, omdat het onderwerp zoo
heilig of de bestemming zoo verheven was. Die bestemming is altijd min
of meer een praktische. Het altaarstuk heeft een tweeledige bestemming:
het dient tot plechtig vertoon bij hooge feesten, om de vrome
aanschouwing der schare te verlevendigen, en het bewaart de herinnering
aan de vrome stichters, wier gebed blijft opgaan uit hun geknielde
beeltenis. Het is bekend, dat de Aanbidding van het Lam van Hubert en
Jan van Eyck maar heel zelden geopend werd. Wanneer de Nederlandsche
stadsmagistraten ter versiering van de vierschaar in het raadhuis
tafereelen van vermaarde vonnissen of rechtsplegingen bestelden, zooals
het oordeel van Cambyses door Gerard David te Brugge, of dat van keizer
Otto door Dirk Bouts te Leuven, of de verloren Brusselsche schilderijen
van Rogier van der Weyden, dan was het, om den rechters een plechtig en
bloedig vermaan tot hun plicht voor oogen te houden.--Hoe gevoelig men
was voor het onderwerp van wat men aan de wanden prijken zag, moge
blijken uit
|