s te paard in de kerk,
"representans la personne du mort quand il vivoit". [841] Een rekening
uit 1375 vermeldt van een lijkplechtigheid in het huis van Polignac:
"cinq sols a Blaise pour avoir fait le chevalier mort a la sepulture."
[842] Bij de koninklijke begrafenissen is het meestal een leeren pop,
geheel gekleed in vorstelijken staat, en waarbij naar groote gelijkenis
wordt gestreefd. [843] Soms zijn er zelfs, naar 't schijnt, meer dan een
van die beeltenissen in den stoet. De aandoening van het volk
concentreert zich op het zien van die beelden. [844] Het doodenmasker,
dat in de vijftiende eeuw in Frankrijk opkomt, heeft wellicht uit de
vervaardiging van deze lijk-staatsiepoppen zijn uitgangspunt genomen.
De opdracht van een kunstwerk geschiedt bijna altijd met een bedoeling
voor het leven, met een praktische bestemming. Hierdoor wordt de grens
tusschen de vrij beeldende kunst en het kunsthandwerk feitelijk
uitgewischt, of liever zij is nog niet getrokken. Ook wat de personen
der kunstenaars betreft, bestaat die grens nog niet. De schaar van zeer
persoonlijke meesters in den hofdienst van Vlaanderen, Berry en
Bourgondie wisselt het schilderen van zelfstandige tafereelen niet enkel
af met het verluchten van handschriften en het polychromeeren van
beeldhouwwerk; zij moeten ook hun krachten wijden aan het beschilderen
van wapenschilden en banieren, het ontwerpen van tournooicostuums en
plechtgewaden. Melchior Broederlam, eerst schilder van den Vlaamschen
graaf Lodewijk van Male, daarna van diens schoonzoon, den eersten hertog
van Bourgondie, decoreert vijf gebeeldhouwde zetels voor 's graven huis.
Hij herstelt en beschildert de mechanieke rariteiten in het kasteel van
Hesdin, waarmee de gasten besproeid of bestoven werden. Hij werkt aan
een reiswagen der hertogin. Hij leidt de buitensporige versiering van de
vloot, die de Bourgondische hertog in 1387 verzameld had in de haven van
Sluis, voor een tocht tegen Engeland, die nimmer plaats had. Bij de
vorstelijke bruiloften en begrafenissen worden steeds de hofschilders in
het werk gesteld. In de werkplaats van Jan van Eyck werden standbeelden
beschilderd, en hij zelf vervaardigde voor hertog Philips een soort van
wereldkaart, waarop steden en landen wonderbaarlijk fijn en duidelijk
geschilderd te zien waren. Van Gerard David vindt men vermeld, dat hij
de tralies of luiken van het vertrek in het broodhuis te Brugge, waar
Maximiliaan in 1488 opgesloten zat, met schilderwer
|