geheel niet zijn vast te stellen, zooals Froissart en Pierre de Fenin;
zoozeer put hun geest zich uit in het verhaal der uiterlijke
gebeurtenissen. Zij onderscheiden het belangrijke niet van het
onbelangrijke. Monstrelet is bij het onderhoud van den hertog van
Bourgondie met de gevangen Jeanne d'Arc tegenwoordig geweest, maar
herinnert zich niet, wat er gesproken werd. [807] De onnauwkeurigheid,
zelfs ten opzichte van gewichtige gebeurtenissen, waarin zij zelf
betrokken waren, kent geen grenzen. Thomas Basin, die zelf het
rehabilitatie-proces van Jeanne d'Arc leidde, laat haar in zijn kroniek
geboren zijn te Vaucouleurs, laat haar door Baudricourt zelf, dien hij
heer in plaats van kapitein der stad noemt, naar Tours brengen, vergist
zich drie maanden betreffende haar eerste samenkomst met den dauphin.
[808] Olivier de la Marche, het puik der hovelingen, vergist zich
voortdurend in de afstamming en verwantschap der hertogelijke familie,
en plaatst zelfs het huwelijk van Karel den Stoute met Margareta van
York, waarvan hij de feesten in 1468 had meegemaakt en beschreven, na
het beleg van Neuss in 1475. [809] Zelfs Commines ontkomt niet aan
dergelijke verwarringen: hij vergroot een aantal jaren herhaaldelijk met
twee; hij vertelt tot driemaal toe den dood van Adolf van Gelre. [810]
Het gebrek aan kritische onderscheiding en de lichtgeloovigheid spreken
zoo duidelijk uit elke bladzijde der middeleeuwsche litteratuur, dat het
onnoodig is voorbeelden aan te halen. Natuurlijk bestaat hier een groot
verschil in graad al naar de ontwikkeling van den persoon. Onder het
volk der Bourgondische landen heerschte ten opzichte van Karel den
Stoute nog die eigenaardige vorm van barbaarsche lichtgeloovigheid, die
aan den dood van de indrukwekkende heerschersfiguur nooit recht gelooven
deed, zoodat men tot tien jaar na den slag van Nancy elkaar nog leende
op afbetaling, als de hertog zou terugkomen. Basin, die het meedeelt,
behandelt het als louter dwaasheid. [811] Doch bij allen vat onder den
invloed van den sterken hartstocht en de gereede verbeelding het geloof
aan de realiteit van het verbeelde zeer licht post. Bij een
geestesgesteldheid, waarin zoo sterk in zelfstandige verbeeldingen wordt
gedacht, geeft de bloote aanwezigheid van een voorstelling in den geest
een groote presumptie van geloofwaardigheid. Zoodra een denkbeeld
eenmaal met naam en vorm in het brein rondwandelt, is het als 't ware
opgenomen in het systeem van moreele e
|