coram rege Franciae, Opera, IV p. 620; Juvenal des
Ursins, p. 415, 423.
[824] Gerson, Opera, I p. 216.
[825] Chastellain, IV p. 324, 323, 314(1), vgl. du Clercq, III p. 236.
[826] Chastellain, II p. 376, III p. 446, 447(1), 448, IV p. 213, V p. 32.
[827] Monstrelet, V p. 425.
[828] Chronique de Pierre le Pretre, bij Bourquelot, La vauderie
d'Arras, Bibliotheque de l'ecole des chartes, 2e serie, III p. 109.
[829] Jacques du Clercq, III passim; Matthieu d'Escouchy, II p. 416ss.
[830] Martin le Franc, Le Champion des dames, bij Bourquelot, l.c., p. 86;
bij Thuasne, Gaguin, II p. 474.
[831] Froissart, ed. Kervyn, XI p. 193.
[832] Gerson, Contra superstitionem praesertim Innocentum, Op. I p. 205;
De erroribus circa artem magicam, I p. 211; De falsis prophetis, I p. 545;
De passionibus animae, III p. 142.
[833] Journal d'un bourgeois, p. 236.
[834] L.c., p. 220.
[835] Dionysius Cartusianus, Contra vitia superstitionum quibus circa
cultum veri Dei erratur, Opera, t. XXXVI p. 211ss.; vgl. A. Franz, Die
kirchlichen Benediktionem im Mittelalter, Freiburg 1909, 2 bde.
[836] B.v. Jacques du Clercq, III p. 104-107.
* * * * *
XII
DE KUNST IN HET LEVEN [837]
De Fransch-Bourgondische cultuur der laatste Middeleeuwen is aan het nu
levende geslacht het best bekend uit haar beeldende kunst, en met name
haar schilderkunst. De gebroeders Van Eyck, Rogier van der Weyden en
Memlinc beheerschen voor ons het gezicht op dien tijd. Dat is niet
altijd zoo geweest. Een halve eeuw of iets meer geleden, toen men
Memlinc nog Hemlinc schreef, kende de ontwikkelde leek dien tijd in de
eerste plaats uit zijn geschiedenis, weliswaar in den regel niet uit
Monstrelet en Chastellain zelf, maar dan toch uit De Barante's _Histoire
des ducs de Bourgogne_, dat daaruit is afgeleid. En zou naast en boven
De Barante niet vooral Victor Hugo's _Notre Dame de Paris_ voor de
meesten het beeld van die tijden vertegenwoordigd hebben?
Het beeld, dat daaruit oprees, was fel en duister. In de kroniekschrijvers
zelf en in de verwerking van hun stof door de negentiendeeeuwsche
romantiek komt bovenal het sombere en gruwelijke der late Middeleeuwen
naar voren: de bloedige wreedheid, de felle hartstocht en hebzucht, de
krijschende hoovaardij en wraakgierigheid en de jammerlijke ellende. De
lichtere kleuren werden bijgevoegd door de bonte, opgeblazen ijdelheid
der vermaarde hoffeesten met al hun geflonke
|