|
hunne goederen ontnemen? In welke gevallen mag men
uit zijn gevangenschap ontsnappen? Wat is de waarde van een vrijgeleide?
[787]--In den biographischen roman _Le Jouvencel_ worden van die
gevallen uit de praktijk behandeld. Men brengt voor den aanvoerder een
twist van twee kapiteins over een gevangene. "Ik heb hem, zegt de een,
het eerst bij zijn arm en zijn rechterhand gegrepen en hem den
handschoen afgerukt". "Maar mij, zegt de ander, heeft hij het eerst de
rechterhand en zijn woord gegeven." Beide gaf aanspraak op het kostbare
bezit, maar de laatste aanspraak wordt als de hoogere erkend. Van wien
is een gevangene, die ontvlucht en weer gevangen is? Oplossing: in het
oorlogsgebied behoort hij aan den nieuwen vanger, maar daarbuiten aan
den oorspronkelijken vanger. Mag een gevangene, die zijn woord gegeven
heeft, wegloopen, als zijn vanger hem niettemin aan een ketting legt?
Of als men verzuimd heeft, hem zijn woord te vragen? [788]
Naast de casuistische denkwijze nog een ander uitvloeisel van de
middeleeuwsche neiging, om de zelfstandige waarde van een ding of een
geval te overschatten. Men kent _Le Testament_ van Francois Villon, het
groote satirische gedicht, waarin hij al zijn hebben en houden vermaakt
aan vrienden en vijanden. Er zijn meer van die dichterlijke Testamenten,
zooals dat van Barbeau's muilezel door Henri Baude. [789] Het is een
geijkte vorm. Deze vorm echter is slechts begrijpelijk, als men zich
herinnert, dat inderdaad de middeleeuwsche menschen gewoon waren, per
testament tot over het geringste van hun bezittingen afzonderlijk en
uitvoerig te beschikken. Een arme vrouw vermaakt aan haar parochie haar
zondagskleed en haar kap; haar bed aan haar petekind, een pels aan haar
verpleegster, haar daagsche rok aan een arme, en vier pond tournoois,
die haar vermogen uitmaakten, met nog een kleed en een kap aan de
Minderbroeders. [790] Is ook daarin niet een zeer alledaagsche uiting te
zien van dezelfde denkrichting, die ieder geval van deugdbetrachting als
een eeuwig exempel, elke gewoonte als een goddelijke ordinantie aanzag?
Het is dat kleven van den geest aan de bijzonderheid en waarde van het
enkele ding, dat als een ziekte den verzamelaar en den gierigaard
beheerscht.
Al de opgesomde trekken laten zich vereenigen onder het begrip
formalisme. Het ingeschapen besef van de transcendentale wezenlijkheid
der dingen brengt mee, dat elke voorstelling in onwrikbare grenzen staat
omlijnd, geisoleerd in een
|