n godsdienstige figuren, en deelt
onwillekeurig in hun hooge geloofwaardigheid.
Terwijl nu aan den eenen kant de begrippen door hun scherpe omlijning,
hun hierarchisch verband en hun dikwijls anthropomorph karakter
bijzonder vast en onbewegelijk zijn, dreigt aan den anderen kant het
gevaar, dat juist in dien levendigen vorm van het begrip de inhoud zoek
raakt. Eustache Deschamps wijdt een lang, allegorisch en satirisch
leergedicht _Le Miroir de Mariage_ [812] aan de nadeelen van het
huwelijk; als hoofdpersoon treedt daarin op Franc Vouloir, door Folie
en Desir aangespoord om te trouwen, door Repertoire de science daarvan
teruggebracht. In de uiterlijke personificatie nu put zich de
voorstelling van den dichter zoozeer uit, dat zijn opvatting van wat
Franc Vouloir eigenlijk beteekent, wankelt tusschen den abstracten
vrijen wil en de vrijheid van den vroolijken jonggezel. Hetzelfde
gedicht illustreert nog in een ander opzicht, hoe in de uitgewerkte
verbeeldingen de gedachte licht bleef wankelen of zich vervluchtigde.
De toon van het gedicht is die van de bekende philisterachtige en in
den grond zinnelijke vrouwenverguizing: de bespotting van haar zwakheid,
de verdachtmaking van haar eer, waarin de gansche Middeleeuwen zich
verlustigd hebben. Voor ons gevoel dissoneert met dien toon op schrille
wijze de vrome aanprijzing van het geestelijk huwelijk en het schouwende
leven, waarop Repertoire de science zijn vriend Franc Vouloir in het
latere gedeelte van het gedicht onthaalt. [813] Even vreemd doet het
ons aan, dat de dichter door Folie en Desir soms hooge waarheden laat
bewijzen, die men van den kant der tegenpartij zou verwachten. [814]
Hier als zoo dikwijls bij de middeleeuwsche uitingen rijst de vraag:
heeft de dichter gemeend, wat hij aanprees? Zooals men ook vragen mocht:
hebben Jean Petit en zijn Bourgondische beschermers geloofd in al de
gruwelen, waarmee zij de nagedachtenis van Orleans bekladden? Of: hebben
de vorsten en edelen ernst gezien in al de bizarre fantazie en vertooning,
waarmee zij hun ridderlijke krijgsplannen en geloften aankleedden? Het is
uiterst moeilijk, om ten opzichte van de middeleeuwsche gedachte de grenzen
tusschen overtuiging en geveinsdheid, tusschen ernst en spel zuiver te
trekken. Soms schijnt alles geveinsd, soms schijnt alles naief gemeend.
Vermenging van ernst en spel kenmerkt de zeden op allerlei gebied.
Vooral in den oorlog wordt gaarne een komisch element gebracht: de spot
der
|