ts die uiterste exempelen
dienen, waarbij een minder geexaspereerd zedelijkheidsbesef de deugd
reeds in haar caricatuur zou zien verkeerd. Voor het geduld het voorbeeld
van Sint Aegidius, die door een pijl gewond, God bad, dat zijn wonde,
zoolang hij leefde, niet mocht genezen. Voor matigheid de heiligen, die
asch in hun spijzen mengden, voor kuischheid zij, die een vrouw bij zich
in bed namen, om hun vastheid te beproeven, of de jammerlijke fantazieen
van de maagden, die om den belager harer kuischheid te ontgaan, een baard
kregen of geheel ruig behaard werden. Of wel de prikkel wordt gevonden in
het exorbitante van het voorbeeld in verband met den leeftijd des
voorbeeldigen: Sint Nicolaas weigerde op hooge feestdagen de moedermelk;
voor standvastigheid beveelt Gerson het voorbeeld aan van Sint Quiricus,
een martelaartje van drie jaren of zelfs negen maanden, die zich door den
praefect niet wou laten troosten, en in den afgrond werd geworpen. [730]
De behoefte, om de heerlijkheid der deugd in zoo sterke doseering te
genieten, staat ook alweer in verband met het allesbeheerschende
Idealisme. Het zien van de deugd als idee onttrok om zoo te zeggen aan
haar waardeering den bodem van het werkelijke leven; haar schoonheid
werd gezien in haar zelfstandig wezen als uiterste volmaking, niet in
haar moeizame betrachting van iederen dag onder vallen en opstaan.
Het middeleeuwsche Realisme (dus gelijk hyper-idealisme) moet ondanks
allen inslag van gekerstend neoplatonisme beschouwd worden als een
primitieve geesteshouding. Het is, in de school voorzeker gesublimeerd
en verijld, in het leven de houding van den primitieven mensch, die
aan alle abstracte dingen wezen en substantie toekent. Kan men de
hyperbolische vereering der deugd in haar ideaalsten vorm als een
hoog-religieuze gedachte aanmerken, in haar tegenkant: de verachting der
wereld, ziet men duidelijk de schakel, die het middeleeuwsche denken nog
aan de gedachtenvormen van een verren voortijd verbindt. Ik bedoel het
feit, dat de tractaten "de contemptu mundi" zich niet kunnen losmaken
van een overmatig gewicht hechten aan de slechtheid van het materieele.
Niets weegt hun zoo zwaar als motief om de wereld te versmaden als de
afstootelijkheid der lichaamsverrichtingen, met name die van uitscheiding
en voortplanting. Het is het poverste gedeelte der middeleeuwsche zedeleer:
die afschuw van den mensch "formatus de spurcissimo spermate, conceptus
in pruritu carnis, sanguine
|