corrigeerd. Ten opzichte van den
Bourgondischen tijd in het bijzonder bestaat bovendien het gevaar van
een speciale gezichtsfout: dat men namelijk de verhouding tusschen
beeldende kunst en cultuuruitdrukking in het woord niet juist ziet.
In deze fout vervalt de beschouwer, wanneer hij er zich geen rekenschap
van geeft, dat reeds de stand der overlevering hem tegenover kunst en
litteratuur in zeer verschillende positie plaatst. De litteratuur der
late Middeleeuwen is ons, behoudens bijzondere uitzonderingen, vrijwel
volledig bekend. Wij kennen haar in haar hoogste uitingen en haar
laagste, in al haar genres en vormen, van het meest verhevene tot het
meest alledaagsche, van het vroomste tot het uitgelatenste, van het
meest theoretische tot het meest actueele. Het gansche leven van den
tijd wordt door de litteratuur weerspiegeld en uitgedrukt. En de
schriftelijke overlevering is nog niet uitgeput met de litteratuur; er
is bovendien nog alles wat de acten en bescheiden zeggen, om onze kennis
aan te vullen. Van de beeldende kunst daarentegen, die reeds door haar
aard het leven van den tijd minder direct en volledig uitdrukt, bezitten
wij niet dan een speciaal fragment. Buiten de kerkelijke kunst immers
zijn het slechts minieme resten. Alle wereldlijke beeldende kunst, alle
toegepaste kunst ontbreken bijna geheel: juist de vormen, waarin zich
de samenhang van kunstvoortbrenging en gemeenschapsleven voortdurend
openbaarde, zijn ons gebrekkig bekend. Onze kleine schat van
altaarstukken en grafmonumenten leert ons van dien samenhang lang niet
genoeg: het beeld van de kunst blijft geisoleerd staan buiten onze
kennis van het bonte leven van den tijd. Om de functie van de beeldende
kunst in de Fransch-Bourgondische samenleving, de verhouding van kunst
en leven te begrijpen, is de bewonderende aanschouwing van de bewaarde
meesterwerken niet genoeg; ook het verlorene vraagt onze aandacht.
De kunst gaat in dien tijd nog op in het leven. Het leven staat in
sterke vormen bepaald. Het wordt bijeengehouden en gemeten door de
sacramenten der Kerk, de feesten van het jaar en de getijden des daags.
's Levens werken en vreugden hebben alle hun vasten vorm: godsdienst,
ridderschap en hoofsche min leveren de gewichtigste vormen des levens.
De taak der kunst is, om die vormen zelf, waarin het leven verliep, met
schoonheid te versieren. Wat men zoekt, is niet de kunst zelf, maar het
schoone leven. Men treedt niet, zooals latere tijden, uit een
|