e verklaren.
"Gelijk iemand, door een geliefde vrouw omstrengeld, geen bewustzijn
heeft van wat buiten of binnen is, zoo heeft ook de geest, door het
uit-erkennen-bestaande Zelf omstrengeld, geen bewustzijn van wat buiten
of binnen is. Dat is zijn wezensvorm, gestild van verlangen, zelf zijn
verlangen, zonder verlangen, gescheiden van leed. Dan is vader
niet-vader, moeder niet-moeder, wereld niet-wereld...." [758]
* * * * *
Was de verbeelding overwonnen?--Zonder beeld en metafoor kan geen enkele
gedachte worden uitgedrukt, en van het onkenbare wezen der dingen
gezegd, is ieder woord beeld. Van het hoogste en innigst begeerde enkel
in negaties te kunnen spreken, bevredigt het gemoed niet, en telkens als
de wijze is uitgepraat, moet de dichter weer komen. Het zoete lyrische
gemoed van Suso vond van de sneeuwtoppen van het schouwen altijd weer
den weg terug naar de bloemrijke verbeeldingen der oudere Bernardijnsche
mystiek. Midden in de ekstase der hoogste contemplatie keert al de kleur
en vorm der allegorie terug. Suso ziet de eeuwige Wijsheid, zijn
geliefde: "Si swepte hoh ob ime in einem gewuelkten throne (hemel): sie
luhte als der morgensterne, und schein als diu spilndiu sunne; ire krone
waz ewikeit, ire wat waz selikeit, ire wort suezzekeit, ire umbfang alles
lustes gnuhsamkeit: si waz verr und nahe, hoh und nider; si waz
gegenwuertig und doch verborgen; si liess mit ir umbgan, und moht si doch
nieman begriffen." [759]
Er waren nog andere wegen terug van de eenzame hoogten der individueele,
vorm- en beeldlooze mystiek. Men bereikte die hoogten slechts door het
smaken van het liturgisch-sacramenteele mysterie heen: eerst het ten
volle doorvoeld hebben van het symbolisch-aesthetische wonder der
dogma's en sacramenten stelde in staat, om alle beeldvormen af te
schudden en op te stijgen naar het begriploos schouwen van het al-eene.
Maar de geest kon die helderheid niet genieten, wanneer en zoo vaak hij
wilde; en dan wachtte beneden altijd weer de Kerk, met haar wijs en
spaarzaam systeem van mysterie. De Kerk immers had de aanraking van den
geest met het goddelijke in haar liturgie gecondenseerd en
geintensifieerd tot de beleving van bepaalde oogenblikken, en vorm en
kleur gegeven aan het mysterie. Daarom heeft zij de teugellooze mystiek
altijd overleefd: zij spaarde energie. De Kerk liet de bloeiendste
vervoeringen van aesthetische mystiek gerustelijk toe, maar zij vreesde
de ware, wo
|