zen, die reeds door meer dan
een bij mislukking met den vuurdood geboet waren. [823]
Een tooverpraktijk in het bijzonder werd aan de vorstenhoven
herhaaldelijk genoemd: die welke in het Latijn "invultare", in het
Fransch "envoutement" heette, de toeleg, over de geheele wereld bekend,
om een vijand te verderven door een gedoopt wassen beeldje of andere
figuur, in zijn naam vervloekt, te doen smelten of te doorsteken.
Philips VI van Frankrijk zou zulk een beeldje, dat hem in handen kwam,
zelf in het vuur hebben geworpen met de woorden: "Wij zullen zien, of
de duivel machtiger is om mij te verderven, dan God om mij te redden."
[824]--Ook de Bourgondische hertogen worden ermee vervolgd. "N'ay-je
devers moy--beklaagt Charolais zich bitter--les bouts de cire baptises
dyaboliquement et pleins d'abominables mysteres contre moy et autres?"
[825]--Philips de Goede, die in zoo vele opzichten tegenover zijn
koninklijke neven de meer conservatieve levensopvatting
vertegenwoordigt: in zijn zin voor ridderschap en staatsie, in zijn
kruistochtplan, in de meer ouderwetsche litteraire vormen, die hij
beschermde,--schijnt op het stuk van bijgeloof verlichter meeningen
toegedaan te zijn geweest dan het Fransche hof, met name Lodewijk XI.
Philips hecht niet aan den ongeluksdag van Onnoozele kinderen, die zich
ieder week herhaalde; hij vorscht niet naar de toekomst bij astrologen
en waarzeggers, "car en toutes choses se monstra homme de lealle entiere
foy envers Dieu, sans enquerir riens de ses secrets", zegt Chastellain,
die dat standpunt deelt. [826] Het is de hertog, wiens ingrijpen een
einde maakt aan de vreeselijke vervolgingen van heksen en toovenaars te
Atrecht in 1461, een der groote epidemieen van den heksenwaan.
De ongeloofelijke verblinding, waarmee de heksencampagnes geleid werden,
sproot tendeele voort uit het feit, dat zich de begrippen tooverij en
ketterij vermengd hadden. In het algemeen had zich alle afschuw, vrees
en haat over ongehoorde vergrijpen, ook die buiten het directe
geloofsgebied lagen, uitgedrukt in het begrip ketterij. Monstrelet noemt
bij voorbeeld de sadistische misdaden van Gilles de Rais eenvoudig
"heresie". [827] Het gewone woord voor tooverij was in de vijftiende
eeuw in Frankrijk "vauderie", dat zijn verband met de Waldenzen verloren
had. In de groote "Vauderie d'Arras" nu ziet men zoowel den ontzettenden
ziekelijken waan, waaruit weldra de _Malleus maleficarum_ zou worden
uitgebroeid, als den algemeen
|