dat kristallisatieproces
der gedachte, vindt haar meest algemeene en natuurlijke uiting in het
spreekwoord. Het spreekwoord neemt in de middeleeuwsche gedachte een
zeer belangrijke plaats in. Het treedt als 't ware in concurrentie met
de heilige schrift. Tegenover de onbereikbare verhevenheid der
bijbelsche moraal handhaaft in het spreekwoord de nuchtere,
laag-bij-den-grondsche, baatzuchtige levenswijsheid haar gezag.
Tegenover de jammerklacht over de aardsche zondigheid en verdorvenheid
stelt de volkswijsheid in het spreekwoord haar nuchtere, goedmoedige,
ironische berusting in de slechtheid der wereld. Uit het spreekwoord
klinkt de diepe genoegzaamheid, die grenst aan de wijsheid van hen, die
de wereld tot den grond hebben gepeild, en haar aanzien met een
glimlach; de weldadige wijsheid van het spreekwoord ligt in zijn
resignatie. "Les grans poissons mangent les plus petis."--"Les mal
vestus assiet on dos au vent." Daar ligt de sociale rechtvaardigheid.
"Nul n'est chaste si ne besongne" (als het niet noodig is). "Il n'est si
ferre qui ne glice" (niemand zoo goed beslagen, dat hij niet uitglijdt).
"L'homme est bon tant qu'il craint sa peau". "Au besoing on s'aide du
diable". Daar ligt de moraal. "Moyen dueil vault mieux que trop joye".
"Chascun a chose qui le myne". "Le jeu vault tant comme on y met". "Trop
quiert (begeert) qui veult happer la lune".
Het is verbazend, welk een aantal spreekwoorden er in de late
Middeleeuwen gangbaar zijn geweest. [771] In hun alledaagsche geldigheid
sluiten zij zoo goed aan bij den gedachteninhoud der litteratuur, dat de
dichters van dien tijd er een druk gebruik van maken. Zeer in trek is
bij voorbeeld het gedicht, waarvan elke strofe eindigt met een
spreekwoord. Een ongenoemde wijdt in zulk een vorm een schimpdicht aan
den gehaten prevot van Parijs, Hugues Aubriot, bij diens smadelijken
val. [772] Vervolgens komt Alain Chartier met zijn _Ballade de Fougeres_
[773] Molinet met verschillende stukken uit zijn _Faictz et Dictz_,
[774] Coquillart's _Complaincte de Eco_, [775] Villon's ballade, geheel
uit spreekwoorden opgebouwd. [776] Ook _Le passe temps d'oysivete_ van
Robert Gaguin [777] hoort ertoe; de 171 strofen eindigen op enkele na
met een passend spreekwoord. Of zijn deze spreekwoordachtige zedelijke
uitspraken (waarvan ik maar enkele weervind in de mij bekende collecties
van spreekwoorden) eigen gedachten van den dichter? In dat geval zou
het nog sterker bewijs zijn, welk een l
|