ij was in goudgele zijde gekleed; een zwarte leeuw lag aan hare voeten
en een schilderachtige stoet van jongelingen en meisjes omringde en
beschermde haar.
Zij ontving de trotsche vorstin met eerbied, doch niet met de slaafsche
onderwerping, waaraan de ijdele vrouw gewoon was; daarom ontstak deze in
toorn en sprak op bitsen toon:
"Weet gij dan niet, dat, zelfs zij, die tot den hoogsten adel behooren,
voor mij in het stof buigen?"
"Ik ken geen anderen adeldom, dan arbeid en deugd" antwoordde de schoone
vrouw.
De koningin lachtte spottend: "Zijn dat misschien uwe vazallen" vroeg
zij, een afgunstigen blik werpend op de jongelingen, die rondom den
troon waren geschaard.
"Neen, vorstin, dat zijn mijne zonen," luidde het fiere antwoord. "Niet
in rijkdom, maar met onuitsprekelijke liefde heb ik ze grootgebracht."
"Ik dacht hier alleen koningin te zijn" sprak de afgunstige vorstin,
maar ik zie hier honderd vrouwen, die meer op koninginnen gelijken dan
ik zelve."
"Mijne dochters bedoelt gij, vorstin? Inderdaad, zij zijn schoon en
prachtig uitgedoscht, en toch werden mijne kinderen niet in weelde en
overvloed grootgebracht. Ik leerde hun den arbeid liefhebben en
waardeeren; mijne zonen zaaien en maaien, zij weven, metselen en
timmeren, zij bevaren de zee en reizen van land tot land. Mijne dochters
spinnen, naaien, borduren...."
"Genoeg" gebood de koningin, "dit onderhoud duurt al te lang. Buigt
allen de knie voor mij en erkent mij als uwe wettige, uwe eenige
gebiedster."
Maar nu zag en hoorde de trotsche vrouw, wat zij nog nooit had gezien
noch gehoord.
"Wij buigen voor niemand," spraken moeder en kinderen als uit eenen
mond, terwijl de leeuw aan den voet van den troon opsprong, zijne fiere
manen schudde en een vervaarlijk gebrul aanhief.
De koningin vlood ijlings weg en, nog denzelfden dag sprak zij tot haren
echtgenoot:
"Die gemeene vrouw en hare kinderen hebben mij bloedig gehoond. Zend
gewapende dienaars tot hen, dat zij hunne zwaarden, messen, bogen en
pijlen gebruiken en heel het hoogmoedige ras aan onze heerschappij
onderwerpen."
Maar de koning schudde het hoofd en sprak:
"Er bestaan, o koningin, veel doeltreffender wapens dan zwaarden,
messen, bogen en pijlen, laat mij begaan, ik zal u bewijzen dat "list,
niet zelden overwint, geweld."
De sluwe vorst toonde zich zacht en gedwee als een lam en trachtte zijne
slachtoffers door honingzoete woorden en schoone beloften te misleiden;
maar, n
|