ede uitvoering der wetten waken, de heeren
verhinderen het volk te verdrukken en misbruiken beletten, waarop men de
aandacht der leden roepen zou.
Gedurende de regeering van de hertogen Wencelyn en Johanna (1355-1383)
ontstond te Leuven en te Brussel oneenigheid tusschen de ambachtslieden
en de rijke poorters of patriciers, die groote voorrechten bezaten.
Het bloed vloeide vooral te Leuven, vanwaar ontelbare ambachtslieden,
meest wevers, naar Engeland weken.
Burgeroorlog sleept talrijke onheilen na zich; de stad Leuven ging te
niet en erlangde nooit meer haren bloei der XII^{de} en XIII^{de}
eeuwen.
In 1356 moest hertog Wencelyn zweren al de vrijheden van het land en de
voorrechten der steden te handhaven.
De keure, die hij toen verleende werd de "Blijde inkomst van Brabant"
geheeten. Zij geldt om zoo te zeggen als grondwet der Brabanders, want
de gebruiken, die er in voorkomen, bleven voor het grootste deel in
zwang, tot op het einde der XVIII^{de} eeuw.
45.--Twee Vorstinnen.
(SPROOKJE)
Er was eens eene machtige koningin, die over duizenden onderdanen
regeerde.
Zij bewoonde een prachtig paleis en was steeds in kostbare, ruischende
zijde gekleed. Schitterende juweelen versierden hare armen en borst en
haar fluweelen mantel was met hermelijn gevoerd en met zilveren lelien
geborduurd.
Een rijke stoet van hofdames, edelknapen en ridders omgaf de koningin
en, waar zij haar schreden ook richtte, overal bogen hare onderdanen
voor haar in het stof.
"Ik ben wel de machtigste vrouw der wereld, sprak de koningin tot haren
echtgenoot, maar toch, wenschte ik mij op reis te begeven en mijn
rijkdom en glans door duizenden te laten bewonderen."
"Uw wil geschiede!" antwoordde de koning en de fiere vorstin begaf zich
op weg.
In steden en dorpen werd zij met ongemeenen luister ontvangen en de
burchtheeren der trotsche kasteelen betwistten elkander de eer, de
geduchte vrouw en haar schitterend gevolg te ontvangen en te herbergen.
De reis der koningin was een onafgebroken zegetocht.
"Gevoelt uwe Majesteit geen lust naar ons koninklijk hof terug te
keeren?" vroeg de koning aan de koningin.
Maar de fiere vorstin schudde het met goud gekroonde hoofd, streelde het
prachtig ros, waarop zij gezeten was, reisde verder en bereikte een haar
onbekende landstreek.
Hier zat eene nog jonge vrouw op den troon, schoon als een heldere
zomerdag, kalm en krachtig, minzaam en zacht als eene teedere moeder.
Z
|