oord-Brabant bevatte. Leuven, Brussel, Antwerpen en 's Hertogenbosch
waren er de hoofdplaatsen van.
Hertog Jan, die zijne arme zuster zoo dapper verdedigde, was een
uitstekend ruiter; in den wapenhandel was hij zeer bedreven en ook als
veldoverste wist hij eer en roem te verwerven.
In twist zijnde met verscheidene vorsten van zijnen tijd, die meenden
recht te hebben op het bezit van het hertogdom Limburg, sloeg hij het
beleg voor de sterkte Woeringen, die op den oever van den Rijn gelegen
was. Zijne vijanden kwamen hem aldaar aanranden en er werd een veldslag
geleverd op eene heide nabij Woeringen (1288).
Hertog Jan behaalde er eene roemrijke overwinning en wordt om dit
wapenfeit, in de geschiedenis niet zelden de Overwinnaar of de
Zeeghaftige genaamd.
Na den slag van Woeringen werd Limburg met Brabant vereenigd.
Ter eer van hertog Jan dient vermeld te worden, dat hij van zijne
overwinning geen misbruik maakte; reeds op het slagveld, had hij aan
krijgsgevangenen genade verleend; weldra wist hij de genegenheid der
Limburgers te winnen door zijne zachtmoedigheid en rechtvaardigheid.
Talrijke dichters bezongen Jan I en zijne roemrijke wapenfeiten; want,
niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Brabant trof men reeds in de
XIII^{de} en XIV^{de} eeuwen, beoefenaars aan der fraaie letteren.
Adinez-li-Rois, een Brabander, was de grootste Fransche zanger zijner
eeuw, terwijl Jan van Heelu in het Dietsch den slag van Woeringen
beschreef en Lodewijk van Velthem den Spiegel Historiael van Maerlant
voltooide.
Jan De Clercq ook Jan van Boendaele genaamd, schreef eene Rijmkronijk
van Brabant en verscheidene andere dichtwerken.
De beroemde Jan van Ruysbroec geboren in 1294 is een merkwaardig
prozaschrijver. Zijne werken werden in het Hoogduitsch, ook in het
Latijn overgezet.
[Illustration: _An alle deghene die dese lettren selen sien ofte hoeren
lesen. Schepenen Raet ende alle de goede ghemeene liede van der poort
van audenarde saluut._ Schrift van 1350.]
Jan I schonk talrijke voorrechten aan de Brabantsche gemeenten. Zijn
opvolger was Jan II. Om de oneenigheden te beslechten die tusschen de
geslachten[30] en de ambachten gerezen waren, riep deze vorst, in 1312,
eene vergadering bijeen te Kortenberg, tusschen Leuven en Brussel.
Daar werd besloten, dat er alle drie weken, te dier plaats, een raad zou
vergaderen van 4 afgevaardigden des adels en 10 afgevaardigden der
Brabantsche steden.
Die raad zou over de go
|