as! hare vrees was maar al te gegrond: Op zekeren avond werden de
verbitterde poorters met de ambachtslieden handgemeen, bloed stroomde
in de straten van Brugge, verscheidene gebouwen werden aan plundering
prijs gegeven, gewapende benden doorliepen de stad tot laat in den
nacht.
Angstig biddend, geknield voor haar kruisbeeld, lag Veerle in hare
eenzame woning, toen eensklaps de lage deur werd opengestooten en de
arme blauwverver, gewond, bebloed, de woning binnenstoof.
"Verberg mij, vrouw," riep hij wanhopig, maar nog was Veerle niet
opgesprongen of woedende, met bijlen gewapende mannen, verschenen in de
woning en wierpen zich op den vluchteling.
Deze trachtte zich te verdedigen, maar een bijlslag van een zijner
vervolgers deed hem dood nedervallen voor de voeten zijner vrouw.
Half waanzinnig had Veerle haar kind aan het hart gedrukt, en toen de
bijlen der moordenaars ook haar bedreigden, was zij, evenals andere
vrouwen, de stad ontvlucht, waar de vlammen des oproers zoo
onheilspellend flikkerden.
Zij was steeds vooertgeloopen, menigmaal onderweg gevallen, maar had zich
weer opgericht onder de slagen van het zweepend noodlot.
"Naar mijnen broeder te Gent wil ik gaan" had zij snikkend uitgeroepen
en thans rustte zij in het vreedzame klooster, waar elkeen zich over
haar scheen te ontfermen.
Haar broeder boog het hoofd en weende. "Arme zuster! arm, hulpeloos
volk" zuchtte hij; want hij, die geleerd was en den toestand der
Vlaamsche gemeenten kende, besefte ten volle de uitgestrektheid der
ramp, die Brugge had getroffen.
"Wat stond hem te doen?" Zijne zuster naar Brugge terugzenden kon hij
niet, haar echtgenoot was dood en broeder Johannes onvermogend.
Hij dacht aan de talrijke vrienden, die hij te Gent bezat, maar ... hulp
afsmeeken voor zijne eigene familieleden, neen, dat ging niet....
De overste van het begijnhof der stad was eene vrouw, die door haar
verstand en liefderijk hart, boven anderen uitblonk. Die zou hij
opzoeken, die zou hem raad geven en zijne arme zuster helpen.
In den morgen nog verliet hij het klooster der Minderbroeders, begaf
zich naar het begijnhof en was zoo gelukkig er de overste aan tes
treffen.
Hij deelde haar de ramp mede, die Brugge en zijne zuster getroffen had
en, nauwelijks was zijn treurig verhaal geeindigd of de brave vrouw
sprak met bewogen stem:
"Breng de arme bedrukte naar hier, wij zullen haar herbergen, haar
troosten, haar genezen."
Broeder Johannes leid
|