zij, het
wichtje aan hare borst drukkend, de deur openwierp en huilend en
weenend, de trap af, naar beneden stormde.
Weldra bevond zij zich in eene woonkamer, waar een jong meisje aan het
ziekbed harer moeder was gezeten.
Bij het akelig gekerm der binnentredende, sprong de maagd ijlings op,
terwijl de kranke zich in de bedstede oprichtte.
"Om Gods wil, bedaar, vrouw Katelijne, bedaar," sprak het meisje, maar
de vrouw schreide maar immer door en bedekte het aangezicht van haar
Betteken met tranen en kussen.
"Ontkleed het kindje, leg het op tafel, Livina," sprak de zieke moeder
tot hare dochter, neem een wollen doek en wrijf het arme schaapje tot
het bijkomt...." en uitgeput liet de zieke het hoofd weer op de peluw
vallen.
Livina deed zooals de kranke had gezegd. Zij wreef het koude lichaampje,
dat na eene poos weder warm werd, toen opende zij het mondje van het
wichtje en goot eenige druppeltjes melk tusschen zijne paarse lipjes.
De doodskleur verdween van de magere wangetjes, het kind sloeg de
oogleden op, en zijne zachte blauwe oogjes zochten de nog altijd
weenende moeder.
"Goede Livina, heb dank!" kreet Katelijne, maar Livina scheen hare
dankende woorden niet te hooren; zij bracht de vrouw bij den haard,
dwong haar zich op eene bank neder te zetten en hare koude ledematen te
verwarmen.
"Keer naar uw zolderkamertje niet terug, Katelijne," sprak Livina,
"blijf bij ons tot uw echtgenoot terugkeert...."
"Wij ook zijn ongelukkig," vervolgde zij op de kranke wijzend, "maar
eigen leed heeft bij ons de liefde niet uitgedoofd, die wij onzen
evenmensch verschuldigd zijn."
"Er is nog brood in de schapraai," sprak de zieke moeder, "Livina, zet
het Katelijne voor en warm heur wat melk. "
"Ik dank u, Geertrui," antwoordde Katelijne. "Gij zijt al te, goed, gij
zelve zijt ziek van gebrek en uw zoon Antoon is werkeloos."
"Dezen morgen," zei thans Livina, "verkocht ik bij den juwelier in de
Geldmunt, den gouden ring, dien moeder van hare grootouders erfde. Van
honger zullen wij dus niet sterven en de ongelukkige toestand waarin
alle Gentenaars zich bevinden, zal veranderen."
Katelijne schudde het hoofd. "In onze stad is alle nering uitgedoofd,"
sprak zij treurig.... "Nog altijd weigeren de Engelschen ons wol te
zenden, nog veertien dagen en Gent sterft van honger en gebrek."
"Hoop op de toekomst," vervolgde Livina. "Heeft de Wijze Man niet
beloofd met den koning van Engeland te onderhandelen en Vlaander
|