hten uit,
die Gent, Brugge, Veurne, Oudenaarde reeds bezaten en gaf nieuwe keuren
aan Damme, Aalst, Duinkerken. Meest al deze keuren zijn in het Dietsch
of Nederlandsen opgesteld. Filips begunstigde den handel, liet
verscheidene vaarten graven en bekwam van Duitschlands keizer, talrijke
voorrechten voor de Vlaamsche kooplieden, die op den Rijn, handel
dreven.
Boudewijn van Konstantinopel, dezelfde, die zich in de kruistochten
onderscheidde, schonk talrijke voorrechten aan de gemeenten en zijne
dochters Johanna en Margaretha volgden het voorbeeld van haren vader.
Ook in Luik en Brabant leefden vorsten, die de ontwikkeling der
gemeenten bevorderden.
In verdere verhalen zullen wij ze leeren kennen, want eerst moeten wij,
naar aanleiding van de _Klokkenvertelling_, nog eenige opmerkingen
maken.
De machtige Roelandt zeide niet zonder reden, dat de landlieden uren ver
in den omtrek, met liefde het hooge Belfort begroetten.
Hoe rijker de steden werden, hoe hooger het cijfer der bevolking klom,
hoe grooter ook hunne behoeften waren en hoe bloeiender de veeteelt en
de landbouw moesten worden.
[Illustration: Gentsche Poorter (Steenen beeld).]
Ten einde de bevolking van het platte land te beletten zich meer en meer
naar de steden te begeven, waren de heeren verplicht aan hunne hoorigen
vrijheden te schenken, zoodat het leven der landlieden aanmerkelijk
beterde en de meeste dorpen werden ontvoogd.
De gemeentevrijheden van ons land werden in den vreemde hooggeschat; de
wetten en gebruiken van eenige onzer steden werden "voorbeelden" voor de
Fransche steden, terwijl de invloed der Vlaamsche en Brabantsche
gemeenten zich in Zeeland en Holland gelden deed.
35.--Kapitein Lorenzo en zijne reis naar Brugge.
Op een morgen der maand April verliet een groot koopvaardijschip de
haven van Venetie in Italie.
De saamgestroomde menigte zond het als afscheidsgroet een aanmoedigend
"addio"[26] achterna en het scheepsvolk beantwoordde dien groet, zoo
lang en zoo ver het maar kon.
De zuiderzon goot hare milde stralen over de kabbelende golfjes der
blauwe zee, witte meeuwen scheerden de oppervlakte van het heldere water
en langzaam, zeer langzaam voer eene kleine gondel uit de haven naar de
stad terug.
In die gondel zaten eene oude dame en een jong meisje, wier rijke
kleederdracht genoegzaam aanduidde, dat zij tot eene voorname familie
behoorden.
De oude dame hield het hoofd gebogen en wischte van tijd tot tijd
|