ijke stad, met hare kerken en
torens, hare abdijen, hare talrijke bedehuizen, hare scholen.
Ziedaar den oorsprong van Luik, heden eene der grootste steden van ons
land.
In dien tijd behoorde het grootste deel van haar grondgebied aan de
geestelijkheid, alsmede vele domeinen, burchten, wouden, abdijen uit den
omtrek.
Gedurende de Middeleeuwen, ja veel later nog, bezat de bisschop van
Luik niet alleen eene geestelijke, maar ook eene wereldlijke
waardigheid. Hij was "prins-bisschop."
Waar haalden de menschen de grondstoffen vandaan, noodig tot het bouwen
der stad Luik?
In de steengroeven; in de wouden der landstreek vonden de menschen niet
alleen de noodige grondstoffen, voor het oprichten van bedehuizen,
abdijen en andere gebouwen, maar, zooals de fee zeide: weldra bezielden
beeldhouwers arduin en marmer, terwijl zilver-en goudsmeden, koper-en
bronsgieters menig kunstgewrocht voortbrachten, vooral ter verfraaiing
der bedehuizen.
Dit alles echter gebeurde niet op eenen dag, zelfs niet op een jaar,
maar het duurde vijftig, honderd, tweehonderd en meer jaren.
Aan wie had de stad Luik hare eerste verfraaiingen te danken?
Aan bisschop Notger of Notkerus, die in 1008 overleed.
Notger was een groot man. Hij deed de stad Luik ommuren, liet schoone
bedehuizen bouwen, kanalen graven, deed de steden Thuin, Fosse en
Mechelen[28] van vestingwerken voorzien. Sommige edellieden zooals de
heer van Chevremont gedroegen zich als roofzuchtige plunderaars. Notger
wist ze te bedwingen en deed hunne burchten afbreken.
Niet alleen de kunst, ook de wetenschap bloeide te Luik; want in die
stad waren scholen, woonden geleerden, volkomen op de hoogte der
wetenschap van hunnen tijd.
Hoei en Dinant bezaten smederijen, die zoo bloeiend waren, dat onze
voorouders niet genoeg hebbende aan de ertsen van hun vaderland, ook
aankoopen deden in Duitschland, voornamelijk te Goslar.
De Dinanteezen, beroemde kopergieters en koperslagers, verkochten de
voortbrengselen hunner nijverheid en kunst, in Vlaanderen, in Engeland,
in Frankrijk.
Te Londen bezaten zij eene afzonderlijke halle en in de XIV^{de} eeuw,
maakte de stad Dinant deel van de Teutonische (Duitsche) hanze.
Op het gebied van nijverheid en handel was de ontwikkeling der stad Luik
langzamer, maar het ontginnen der steenkool, het vervaardigen van wapens
bevorderden weldra den welstand harer inwoners, alsook de
handelsbetrekkingen, die zij aanknoopte met de groote stad Bru
|