loed werd bij stroomen vergoten,
doodskreten klonken, akelige zuchten van gewonden lieten zich hooren en
de gouden Julizon, die veel liever eene zee van ruischende korenaren had
doen rijpen, weende omdat zij de kinderen der menschen, als te vroeg
afgemaaide halmen, ter aarde zag vallen.
Omstreeks den middag, lagen meestal de trotsche ridders in het zand;
hunne gulden sporen, hunne harnassen, helmen, waren met bloed bevlekt,
hunne wapperende vaandels gescheurd, bezoedeld en door het slijk
gesleurd.
Een daverende kreet van vrijheid en verlossing galmde over stad en dorp,
over land en water; de beste, de liefderijkste aller moeders was gered
door hare minnende, dankbare kinderen.
46.--Strijd der vlaamsche Gemeenten tegen den koning van Frankrijk.
Alvorens nog het slot van het voorgaande sprookje gelezen te hebben,
hadden de meeste mijner lezers waarschijnlijk geraden, dat de trotsche
vorstin Frankrijk was en de liefderijke moeder Vlaanderen.
De koningin draagt eenen mantel, die met zilveren lelien is geborduurd;
een zwarte leeuw, op gouden veld, rust aan de voeten der kloeke,
Vlaamsche moeder.
Wie gevoelt zich niet aangetrokken tot Vlaanderen, dat arbeid als
adeldom beschouwde, welks kinderen leerden spinnen, weven, metselen,
timmeren, den akker bebouwen en dat dan ook, door diezelfde kinderen, om
zijn kloek verstand, zijne rechtschapenheid, zijn gulden hart werd
bemind en verdedigd?
De koning van Frankrijk, Philippe le Bel (de Schoone) en zijne vrouw
Johanna van Navarre[31] beseften ten volle de stoffelijke waarde van
Vlaanderen.
Maar Philippe was listig; hij wachtte zich wel zijne inzichten openbaar
te maken.
Op sluwe wijze mengde hij zich in de innerlijke twisten, die, zooals wij
vroeger leerden, de inwoners onzer gemeenten verdeelden.
Langzamerhand won hij de gunst der edellieden en rijke burgers, die
hoopten, dat de koning hunne zucht naar alleenheerschappij zou
begunstigen.
Zoo kwam het dat, al wie in Vlaanderen den koning van Frankrijk genegen
was, den naam kreeg van Leliaart.
De menschen van den lagen stand, de nederige ambachtslieden, hielden van
de Leliaarts niet, en heetten "Klauwaarts" naar de klauwen van den
Vlaamschen Leeuw.
Gwyde, graaf van Vlaanderen, ijverzuchtig op den invloed der Leliaarts
zijnde, steunde de Klauwaarts. Gwyde werd tot tweemaal toe gevangen
genomen door den koning van Frankrijk, die Vlaanderen bemachtigde.
[Illustration: Fransch wapenschild.]
[I
|