honger bedreigt niet langer de sombere woning,
gezondheid en welstand zijn er teruggekeerd, maar helaas ... vrede noch
geluk zijn er binnengedrongen.
Antoon de wever en Simon de voller zijn geene vrienden meer maar
vijanden. Als zij elkander ontmoeten ballen zij de vuisten en roepen
elkander scheldnamen toe.
En weder is voor de arme vrouwen een treurig tijdvak van lijden en
tranen aangebroken.
Op eenen Maandag morgen had Simon al vroeg zijn zolderkamertje verlaten.
"Zoek eene andere woning," had hij zijne vrouw toegesnauwd, "bij den
hoogmoedigen wever blijf ik niet langer inwonen."
Betteken had vader om een kus gesmeekt, maar toen zij dien ontving, had
zij, onder vaders kolder, het harde staal eener scherpe bijl gevoeld.
Ook Antoon de wever, was sedert geruimen tijd opgewonden, ruw en barsch.
De zoete stem zijner zuster, de tranen zijner moeder konden den storm
niet bedaren, die in zijn binnenste woedde.
Op dien akeligen Maandag morgen had hij, gewapend, de moederlijke woning
verlaten, terwijl hij, bij het henengaan, gruwelijke woorden van dood en
moord had gemompeld.
Thans zaten de vrouwen biddend in de sombere woonkamer, tranen van angst
biggelden over hare wangen en treurig klonk hare smeekbede:
"En vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze schuldenaren."
"Verlos ons van den kwade" prevelde Livina, maar sprong weldra, evenals
de andere vrouwen, verschrikt op.
Huilend en schreeuwend, met kletterende wapens, trokken scharen
ambachtslieden door de enge steeg, terwijl van de naburige Vrijdagsmarkt
een verward gedruisch van menschenstemmen, als de deining eener woelige
zee, tot het oor der vrouwen doordrong.
"Ik blijf hier niet langer, kermde Livina. Ik wil Antoon halen ... bij
de liefde zijner moeder zal ik hem bezweren naar huis te komen."
"Ik vergezel u, Livina" sprak Katelijne. Misschien kunnen wij, vrouwen,
moord en doodslag beletten.
"Moeder" sprak Livina vastberaden, "sluit de deur dicht achter ons,
verberg u met Betteken op het zolderkamertje en bid voor de Gentsche
ambachtslieden."
De twee vrouwen verlieten de woning en bevonden zich weldra op de markt.
Eene grijze stofwolk verhief zich boven het uitgestrekte plein, waar een
akelig schouwspel de oogen der vrouwen trof.
Honderden ambachtslieden vochten er tegen elkander; vollers met
opgestroopte mouwen, blauwververs met donkergekleurde handen,
vleeschhouwers met messen en priemen, smeden met zware bijlen,
sjouwersli
|