n heel lekker ontbijt was het niet, toch at Hedwig het hare gretig op.
Zij miste de boter al minder dan den avond te voren en dat was maar goed
ook, want boter was op Hill House een ongekende weelde en _als_ er al
soms op de dikke sneden zoogenaamd geroosterd brood, die als "avondeten"
werden rondgediend, iets glinsterde, dat heel in de verte aan boter deed
denken, dan was dit slechts een soort van _dripping_, afgedruppeld
vleeschvet, dat onmogelijk lekker smaken kon, omdat voor Hill House
nooit wezenlijk goed vleesch werd gekocht.
En ook appelmoes, al is het nog zoo smakelijk toebereid--wat van dat op
Hill House niet verklaard kan worden--verveelt op den duur. Hedwig had
gelegenheid dit te ondervinden, toen het haar dag in, dag uit, werd
voorgezet: bij het ontbijt, aan de thee en bij het stuk avondbrood. De
boeren in den omtrek verkochten hunne gedroogde appelen tegen zeer lagen
prijs aan Miss Wells en deze vond dat zij niet beter en zuiniger doen
kon dan er het geheele jaar door haar groot gezin mee te voeden!
Met het les geven had Hedwig geen moeite. De kinderen waren stil en
gewillig, ja gedroegen zich naar haar zin haast al te gehoorzaam; zoo
graag zou zij hen wat levendiger gezien hebben! Nu waren zij, onder den
indruk van het onnatuurlijke, ongezonde leven dat zij leidden, bijna
onkinderlijk bedaard.
Het middagmaal, dat om twaalf uur plaats had, was al even karig als de
andere maaltijden en bestond heden uit niets anders dan slecht vleesch
en droge aardappelen, waaraan een grondige bijsmaak was. Op de dagen dat
er geen vleesch gegeten werd, kreeg men daarvoor in de plaats kwalijk
riekende visch en in ruil voor de aardappelen waterige rijst; een groot
verschil maakte de verandering niet, vond Hedwig.
Na den eten moesten de kinderen met de onderwijzeressen drie kwartier
gaan wandelen, hoewel de sneeuw zeer hoog lag en het door den plotseling
invallenden dooi op verschillende plaatsen heel vuil en drabbig begon te
worden. Het sneeuwde niet meer, maar er hing een donkere, dreigende
lucht en toen zij een eind den weg op waren, niet naar de stad toe,
volgens uitdrukkelijk bevel der directrice, die zelf thuis gebleven
was,--begon er een fijne motregen te vallen, die langzaam maar zeker de
dunne kleeding der kinderen doorweekte. "Ik ga met mijn troepje terug,
zoo kan het niet langer," besloot Hedwig, maar Mary Wren, die naast haar
liep, vertelde haar dat er van nu reeds naar huis gaan geen sprake kon
wezen; dan zo
|