bleef zij
immers!
Er stonden op iedere slaapkamer twaalf smalle, ijzeren ledikanten en ook
Hedwig had dus, evenals de andere onderwijzeressen, het opzicht over elf
leerlingen; zij moest bij het uitkleeden tegenwoordig zijn, had men haar
gezegd en daarna mocht zij zelf te bed gaan. Op hare prettige, opgewekte
wijze hielp zij de kinderen om vlug voort te maken, telkens weer de
koude handen wrijvend en een aardigheidje zeggend, als er een het
schreien nader stond dan het lachen. Dan kwam er een blijde glinstering
in de droevige kinderoogen en eens zelfs lachte Mary Wren hardop. Hedwig
knikte haar toe. "Goed zoo!" zei ze.
Maar toen al de elf leerlingen te bed lagen en zij haar een voor een
eens warmpjes in wilde stoppen en de kussens wat opschudden, maakte zich
een hevige verontwaardiging van haar meester. Want nu ontdekte zij dat
de slappe, platte kussens met snippers papier waren opgevuld of opgevuld
heetten en dat de zoogenaamde dekens bestonden uit een zeer goedkoop
soort wollen lappen, waartusschen groote stukken papier waren
vastgenaaid. Geen wonder dat de arme meisjes bijna allen hoestten en
half ziek waren van de koude.
Zoo goed mogelijk dekte zij haar elftal toe; toen ging zij even heen om
te vragen of de een of andere onderwijzeres haar ook een nachtpon zou
willen leenen. Meer dan ooit betreurde zij thans het gemis van haar
koffer en van den warmen wollen doek, dien zij ingepakt had en dien Anna
Schaub haar nog mee had gegeven, toen zij naar Engeland ging. Wat was
dat al lang geleden!
Zij liep op een drafje het donkere portaal over, slaagde er na veel
moeite in, een zeer dun nachtgewaad ter leen te krijgen en snelde toen
naar de slaapkamer terug, om zich al rillend te ontkleeden, terwijl de
aanhoudende vorst de ruiten met een steeds dichtere laag ijs bedekte en
de koude tocht door de slecht sluitende vensters naar binnen drong.
Het was of de eenzame gaspit ook bevriezen ging, zoo flauw was de vlam;
zij hield er even hare handen bij, maar zij voelde er hoegenaamd geen
warmte van uitstralen en toen zij in het voor haar bestemde ledikantje
lag, kon ze van koude en honger eerst niet in slaap komen. Zij verbaasde
er zich over dat de kinderen wel sliepen; zij hoorde het aan de
geregelde ademhaling, hoewel Mary Wren telkens nog in haar slaap kuchte
en zich soms onrustig bewoog.
Toen zij eindelijk zelf ook ingesluimerd was, werd zij vrij spoedig
weer uit den slaap opgeschrikt door een heftige windvlaag, die
|