at was het avondeten geweest! Had ze toch
nog maar wat meer gekocht bij dien bakker of aan het station! Ze begon
nu te begrijpen waarom de bakkersbediende haar zoo vreemd had aangezien,
toen zij zeide dat ze naar Hill House moest en maar al te zeer zag zij
thans de waarheid in van zijne voorspelling: "Daar zult u niet veel
warme pasteitjes proeven!"
Maar zij vergat hoe hongerig ze zelf was bij het zien van al die slecht
gevoede kinderen om zich heen en zij voegde zich bij een troepje, knikte
er een paar eens toe, wreef een der jongsten de koude handjes warm en
trok een klein, mager meisje even aan haar vlecht. Het kind zag haar
verbaasd aan met hare weemoedige, grijze oogen. Hedwig ging bij haar in
de bank zitten. "Hoe heet je?" vroeg ze. "Mary Wren," zei het kind heel
ernstig. "En kun je _heelemaal_ niet lachen?" Nu kwam er even een flauw
lachje op het bleeke gezicht. "Neen, neen, nog een beetje meer," drong
Hedwig aan. Maar het kind kon niet; ze begon te hoesten, een akelige,
droge kuch en Hedwig sloeg den arm om haar heen. "Stil maar, stil maar,
praat maar niet."
"Sst.... _No more talking.... Prayers!_" riep een stem en Hedwig zag
Miss Wells binnen komen voor de avondgodsdienstoefening. Met een
eentonige, zeurderige stem las zij de gebeden. Hedwig luisterde
verontwaardigd toe, geschokt door de wijze, waarop de indrukwekkende
woorden van den Engelschen avonddienst werden opgedreund en daardoor
alle kracht verloren. Toch knielde zij neer als de kinderen en zij
vouwde de handen en bad, bad vurig en innig tot God om kracht.
Eindelijk ging het de uitgesleten, vuilgrijze trappen op naar de
armoedige slaapvertrekken, waarvan Hedwig schrikte toen zij ze zag. Ook
hier hing voor geen enkel raam iets, dat ook maar in de verte naar een
gordijn geleek; alles was kaal en guur en onbedekt.
Toen men Hedwig gewezen had waar zij slapen moest, vroeg zij zich voor
de zooveelste maal af, waar zij toch aangeland was en of zij hier
_werkelijk_ zou kunnen blijven; het was haast geen leven in zoo'n
ongezonde, schamele omgeving! Zou zij niet wijs doen met morgen aan den
dag te beginnen met iets anders te zoeken? Wel was het heel moeielijk
iets te vinden....
Juist op dat oogenblik werd even, heel voorzichtig,--nauwelijks kon het
een aanraking genoemd worden--een bevende, kleine hand in de hare gelegd
en zij zag Mary Wren naast zich staan en schuchter tot haar opzien. Haar
hart werd warm. Hoe kon zij nog aan weggaan denken? Natuurlijk
|