olgraag."
"Gewoon rond model zeker? Met een breeden rand?"
"Neen, neen, geen rond model," viel Hedwig haastig in. "'t Moet een
soort kapotje zijn."
"Och neen, dat meent u toch niet?"
"Ik meen het heusch. Kijk maar eens of er niet iets geschikts voor mij
bij is."
Het meisje ging hoofdschuddend heen. Een kapotje voor zoo'n jong
deerntje; het was al te dwaas! Zij kwam echter na eenigen tijd terug met
allerlei soorten hoeden en hoedjes en na veel gebabbel en veel overleg,
slaagde Hedwig er werkelijk in iets te kiezen, dat er "heusch nogal erg
kapotachtig" uitzag.
"Wat spijt het me dat wij niet alle twee in Edinburg blijven!" riep zij
uit, toen zij het adres had opgegeven, waarheen alles moest gezonden
worden. "Ik zou het zoo prettig vinden, als ik hier een Duitsche
vriendin had!"
"Mij spijt het ook. Wij zouden zeker veel aan elkaar kunnen hebben."
"Stellig. Nu, goede reis naar Duitschland terug. _Deutschland ueber
alles!_"
Zij wuifde met haar handschoen en: "_Auf Wiedersehn!_" klonk het
hartelijk.
Vlug liep Hedwig langs _Princes-street_ weer naar huis, onderweg even
staan blijvend bij het standbeeld van Scott. Zij keek op naar het nobele
gezicht met den fijn humoristischen trek om den mond en dacht: "Die
heeft nog vrij wat meer doorgemaakt dan ik. Ik begin ook eigenlijk pas!"
En met opgeheven hoofd liep zij verder.
De barones en Tieka waren nog niet terug, toen zij thuis kwam. Zij kon
dus juist nog even iets nakijken voor de geschiedenisles, die zij straks
aan Tieka zou moeten geven. Van avond zou zij dan een briefje aan haar
moeder schrijven; ze was weer vol moed.
Verwonderd keek zij op, toen zij op haar kamer een brief van huis vond
liggen. "Al zoo gauw weer, moeder heeft net geschreven," mompelde ze.
"Claerchen zal toch niet erger zijn!"
Neen, Claerchen begon gelukkig goed aan te sterken, schreef haar moeder.
Maar zij had Hedwig iets heel treurigs te vertellen, waarover deze zelf
zeker ook erg bedroefd zou wezen. Anna Schaub was dood! Zij hadden dien
ochtend bericht gekregen....
Hedwig liet den brief uit haar hand glijden. "Ach Anna! Anna!"
Ze voelde zich opeens zoo verlaten, zoo alleen! "Waarom moest zij
heengaan, die goede, trouwe Anna, moeders eenigste vriendin haast! Zij
kon haar immers volstrekt niet missen! O, waarom krijgen wij toch ook
zooveel leed te dragen, waarom _wij_ juist? En alles komt ook te gelijk
nu...."
Zij nam den brief weer op en las met brandende oogen verder. A
|