s een lange wandeling," doch Hedwig
antwoordde vroolijk dat zij daar niet tegen opzag en geen haast had.
Opgewekt, thans weer vol moed voor het nieuwe leven dat haar wachtte,
liep zij het station uit. Zij had lust in haar wandeling en was benieuwd
hoe zij de stad vinden zou en verruimd haalde zij adem, toen juist op
het oogenblik dat zij het station verliet, de mist geheel vaneen
scheurde en de zon in volle glorie doorbrak.
O, wat was het nu mooi! Over alles heen lag de rijp als een kantachtig
wit weefsel, waarin ontelbare sterretjes glinsterden. Het blauw in de
lucht werd hoe langer hoe meer zichtbaar en krachtiger van tint. Het
bleef sterk vriezen en het was doordringend koud, maar Hedwig gaf er
niet om en stapte flink aan, eerst de niet heel fraaie City-road langs,
toen, steeds de aanwijzingen van haar kaartje volgend, een breede straat
in, tot ze bij een poort stond, waarnaast zich een steenen trap bevond
met het opschrift: "_To the city walls_".
De steenen treden zagen er heel glibberig uit, toch kon zij de
verleiding geen weerstand bieden even naar boven te gaan. Men had haar
verteld van de beroemde, oude muren rondom de stad Chester, waarover men
wel een wandeling van een klein uur kon maken en zij moest toch eens
kijken....
Zij liep eerst een eindje door, toen ze boven was;--toen bleef ze
verrast staan, want wat zij voor zich zag, was als een sprookje.
In hare nabijheid, haast vlak bij scheen het haar toe, stond daar in
grootsche majesteit, de hooge, indrukwekkende kathedraal van Chester met
het stille plein met de mooie boomen erom heen, alles bedekt door een
sluier van ragfijne rijp. Geen enkel geluid drong tot haar door en het
was of al die teere witheid de stilte nog verhoogde en haar lieflijker
maakte.
[Illustration: Rows te Chester.]
Zij voelde zich wonderlijk ontroerd. Geheel alleen stond zij daar in een
vreemd land, ver van huis, in een stad, waarin nog niemand haar
kende,--zooeven had zij zich een oogenblik plotseling haast angstig
eenzaam gevoeld,--nu gleed die gewaarwording van haar weg en haalde zij
diep adem met een gevoel van innige vreugde. Onwillekeurig vouwde zij de
handen; haar hart dankte God voor wat Hij haar te genieten gaf.
Voorzichtig ging ze de trap weer af; het was over half vier, ze moest nu
maken dat zij verder kwam. Zij raadpleegde haar kaartje.
Het vriendelijke buffetmeisje had haar gezegd dat de school, zooals de
naam Hill House trouwens ook aanduidde, op een heuv
|