r dan
heen?
O, het kon niet, het mocht niet gebeuren!
Wat zou Tieka zeggen? Zou Tieka het hebben willen? Zou zij er zich niet
tegen verzetten? Ze moest nu opeens geheel aan Tieka denken en hoe de
vroolijke uitdrukking van haar gezichtje verdwijnen zou, als zij het
hoorde. En terwijl zij zich, zeer karakteristiek voor haar, geheel
verdiepte in Tieka's droefheid, werd haar eigen smart op den achtergrond
gedrongen en toen zij eindelijk schreien kon, was het meer nog om
Tieka's leed dan om haar eigen.
Toen Tieka 's middags terugkwam, zag zij terstond dat deze reeds alles
wist. Haar vader had haar zijn besluit meegedeeld aan het eind van de
wandeling en zij was blijven staan en had hem ongeloovig aangezien, stom
van verbazing. Maar zij had niets gezegd, dadelijk troost zoekend in een
zeker vaag bewustzijn dat hij zich vergissen moest, dat haar moeder
alleen precies op de hoogte kon wezen van alles wat hare lessen en hare
gouvernante betrof en zoodra zij thuis kwamen, was zij naar de barones
toegesneld. Het was immers niet waar dat Fraeulein Eiche wegging?
"Ja natuurlijk is het waar," had de barones gezegd.
Toen was Tieka dadelijk naar boven geloopen en heel bleek, met iets
verschrikts in hare oogen, kwam zij bij Hedwig. En voor 't eerst een
gebod van haar moeder geheel vergetend, sloeg zij de armen om Hedwig's
hals, al maar roepend: "_Oh my dear, my dear_!"
Toen snikte zij even heel zacht met die eigenaardige, bij een kind zoo
treffende zelfbeheersching, die Hedwig reeds dikwijls bij haar had
opgemerkt en zij legde liefkoozend haar wang tegen die van Hedwig aan en
bleef een oogenblik zoo zitten; toen opeens sprong zij op en liep weer
naar beneden naar de barones.
"Moeder," riep ze, "o, ik smeek u, laat Fraeulein Eiche toch niet
weggaan; ik vind het zoo vreeselijk!"
"Maar Tieka!"
Het kind had haar hand smeekend op den arm harer moeder gelegd; onder
den kouden, strengen blik, die haar trof, liet zij die hand weer weg
glijden.
"Ik vind het zoo vreeselijk, vreeselijk!" herhaalde zij fluisterend.
"Je moet me voortaan van die kinderachtige vertooningen verschoonen,
Tieka. Begrepen? Het is groote dwaasheid je zoo aan te stellen,
eenvoudig omdat je gouvernante weggaat; je zult er spoedig genoeg aan
gewend zijn."
Tieka's gezicht werd eerst doodsbleek, toen vuurrood, daarna weer heel
bleek. Zij waagde nog een laatste poging.
"Dus het gebeurt echt?"
"Zeer zeker gebeurt het," klonk het driftig. "En ga nu
|