ls treden als zangers op, dit alles voor Karel den
Stoute, die zelf een fijn muziekkenner was.
Toch zou ik er niet aan willen twijfelen, dat bij al die feestartikelen,
bij de vaste stukken met name, naast veel matelooze, verdwaasde pronk,
menig echt kunstwerk, is geweest. Laat ons toch niet vergeten, dat de
menschen, die aan al deze gargantueske pracht hun hart ophaalden en hun
ernstigste gedachten wijdden, de opdrachtgevers van Jan van Eyck en
Rogier van der Weyden zijn geweest. Het was de hertog zelf, het was
Rolin, de stichter van het altaar van Beaune en van Autun, Jean Chevrot,
die van de Zeven sacramenten van Rogier, de Lanoy's. En wat meer zegt:
de vervaardigers van deze of soortgelijke pronkstukken waren de
schilders zelf. Al weet men het toevallig niet van Jan of Rogier, men
weet het van anderen, hoe zij bij zulke feesten meewerkten: Colard
Marmion, Simon Marmion, Jacques Daret. Voor het feest van 1468, dat
plotseling vervroegd heette, werd, om tijdig klaar te zijn, het gansche
schildersvak gemobiliseerd: haastig werden er gezellen naar Brugge
ontboden uit Gent, Brussel, Leuven, Thienen, Bergen, Quesnoy,
Valenciennes, Douai, Kamerijk, Atrecht, Rijsel, Yperen, Kortrijk en
Oudenaarde. [853] Het kan niet ten eenenmale leelijk zijn geweest, wat
uit die handen kwam. De dertig opgetuigde schepen van het banket van
1468, met de wapens van 's hertogen heerschappijen, de zestig vrouwtjes
in verschillende landsdracht, [854] met vruchtenmandjes en vogelkooien,
die windmolen met vogelschieters,--men zou er menig middelmatig
kerkelijk stuk voor willen geven.
Er is in die dagen nog een zekere ongescheidenheid van smaak en wansmaak
in de geesten: kunstzin en lust aan pronk en rariteiten hebben zich nog
niet van elkaar afgezonderd. De naieve fantazie kan nog ongestoord het
bizarre genieten, alsof het schoonheid was. Hooge kunst en kostbare
prullenkraam worden nog gemoedelijk dooreengemengd en gelijkelijk
bewonderd. Een verzameling als die van het Gruene Gewoelbe te Dresden
vertoont het uitgescheiden caput mortuum van de vorstelijke
kunstcollectie, waarmee zij eenmaal een geheel uitmaakte. In het kasteel
van Hesdin, schatkamer van kunstwerken en lustoord tevens, vol van die
mechanieke vermakelijkheden, "engins d'esbatement", die zoo lang bij het
vorstelijke lustverblijf zijn blijven behooren, zag Caxton een kamer,
versierd met schilderijen, die de geschiedenis voorstelden van Jason,
den held van het Gulden vlies. Ter opluist
|