FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87  
88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   >>   >|  
w der menigte verstaan: Roover, tiran, vervloekte Romein! Weg met Ismael, geef ons Annas weder! Het ontging den knaap niet, dat de hoofdman, zooals ook natuurlijk was, lang niet onverschillig bleef onder die behandeling. Zijn gelaat stond donker en dreigend, zoodat de meer angstvalligen terugdeinsden. Aan de lauwerkrans, dien de ruiter op het hoofd droeg, herkende Juda den nieuwen Procurator van Judea: Valerius Gratus. Het onschuldige voorwerp van den haat der menigte wekte Juda's medelijden, zoodat hij, toen de Romein den hoek van het huis zou omslaan, zich nog verder voorover boog om te beter te kunnen zien. Daarbij leunde hij met de hand op een stuk steen, dat reeds geruimen tijd gebarsten en losgeraakt was. De drukking was sterk genoeg om het te doen kantelen en vallen. De knaap ontstelde hevig en wilde den steen grijpen, hetgeen van de straat gezien den indruk gaf, alsof hij iets van zich wierp. Zijn poging mislukte, de steen liet geheel los en rolde naar beneden. Juda schreeuwde zoo hard hij kon, om te waarschuwen. De soldaten der lijfwacht keken op, zoo ook de procurator, maar op datzelfde oogenblik viel de steen op hem, zoodat hij als dood achterover zonk. Nu ontstond een groote ontsteltenis; de wachten stegen ijlings af en beijverden zich om hunnen heer met een schild te dekken. Het volk daarentegen, vast overtuigd dat de knaap met opzet den steen geworpen had, juichte hem luide toe. Als vastgenageld stond de arme jongen nog op dezelfde plek, ten volle beseffende welke vreeselijke gevolgen dit ongeluk na zich zou slepen. Plotseling scheen een booze geest zich meester te maken van de toeschouwers op de omliggende huizen. Doldriftig sloegen zij alles kort en klein wat onder hun bereik was en wierpen dat in blinde woede de Romeinsche soldaten naar het hoofd. Nu ontstond een bloedig gevecht, waarin de soldaten natuurlijk overwinnaars bleven. De verwarring, de slachting, de wanhoop waren vreeselijk om aan te zien. Doodsbleek richtte Juda zich op: O, Tirza, Tirza, wat zal er van ons worden? Daar zij den steen niet had zien vallen, en verschrikt door het onzinnig drijven op de daken niet meer op Juda gelet had, begreep zij het rechte van de zaak niet, allerminst dat haar of de haren eenig gevaar dreigde.--Wat is er dan gebeurd, wat doen zij toch? vraagde zij verschrikt. --Ik heb den Romeinschen gouverneur gedood. De steen viel juist op hem. Haar gelaat werd nog bleeker dan het zijne. Zij sloeg de armen
PREV.   NEXT  
|<   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87  
88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   >>   >|  



Top keywords:

zoodat

 

soldaten

 

verschrikt

 

natuurlijk

 

vallen

 

Romein

 
menigte
 

gelaat

 

ontstond

 

meester


scheen
 

Plotseling

 

toeschouwers

 

huizen

 

Doldriftig

 

slepen

 

sloegen

 

daarentegen

 
omliggende
 

ongeluk


geworpen

 
jongen
 

dezelfde

 

juichte

 

vastgenageld

 
vreeselijke
 

gevolgen

 
overtuigd
 

beseffende

 

bereik


bleeker

 

rechte

 

begreep

 

Romeinschen

 

allerminst

 

gouverneur

 

onzinnig

 
drijven
 

gebeurd

 

vraagde


dreigde
 
gevaar
 

worden

 
waarin
 
gevecht
 
overwinnaars
 

bleven

 

verwarring

 

bloedig

 

Romeinsche