eien niet het minst de aandacht trokken.
Daarboven stond in gulden letters geschreven: Veroverd op de zeeroovers
in de golf van Euripus, door Quintus Arrius Duumvir.
* * * * *
BOEK IV.
* * * * *
EERSTE HOOFDSTUK.
VIJF JAREN LATER.
Wij zijn in de maand Juli van het jaar onzes Heeren 28, en wel in
Antiochie, de koningin van het Oosten, en na Rome de machtigste, zoo
niet de volkrijkste stad der wereld. Dat de buitensporige weelde en
zedeloosheid van dien tijd zich van uit Rome over het geheele rijk
verspreidden mag in twijfel getrokken worden. Die zich de moeite
getroosten wil van alles nauwkeurig te onderzoeken zal tot het besluit
komen, dat de zedenbedervende strooming van het Oosten uitging naar het
Westen, met name van Antiochie, een der oudste zetels van Assyrische
macht en prachtlievendheid.
Een transportgalei liep, uit zee komende, den mond van den Orontes in.
Het was voormiddag. De hitte was groot, toch waren alle reizigers op het
dek, daaronder ook Ben-Hur.
De vijf jaren, die sedert zijne bevrijding verloopen zijn, hebben den
jongen Jood tot een krachtig man ontwikkeld. In een ruim wit kleed
gehuld zag hij er zeer innemend uit. Reeds meer dan een uur had hij
rustig in de schaduw van het zeil gezeten, en in dat uur hadden
verscheidene reizigers, tot zijn eigen volk behoorende, een gesprek met
hem trachten aan te knoopen, maar zonder te slagen. Hunne vragen had hij
kort, schoon zeer beleefd, in de latijnsche taal beantwoord. Zijn
beschaafde manier van spreken, zijn waardige houding, zijn
teruggetrokkenheid schenen hunne nieuwsgierigheid in hooge mate te
prikkelen. Daarenboven was in de uitdrukking van zijn gelaat iets dat
den nauwlettenden beschouwer deed zeggen: die man heeft een verleden
achter zich.
De galei had in een der havens van Cyrus een Hebreer opgenomen van zeer
fatsoenlijk, eerwaardig voorkomen. Ben-Hur voelde zich tot den man
getrokken en deed hem een paar vragen. De antwoorden wonnen zijn
vertrouwen, en leidden weldra tot een uitvoerig gesprek.
Toen de galei van Cyprus afgevaren was achterhaalde zij twee andere
vaartuigen, die eveneens de rivier opvoeren en zoodra zij in elkanders
buurt waren tal van gele vlaggetjes heeschen. Iedereen wilde weten wat
die vlaggetjes beduidden, maar niemand kon er een verklaring van geven,
totdat een der reizigers den eerbiedwaardigen Hebreer om inlichting
vraagde.
--Die vl
|