|
oor anker liggende schepen behooren hem toe. Gij zult
het gemakkelijk vinden.
--Ik dank u.
--De vrede onzer vaderen zij met u.
--En met u.
Zoo scheidden zij.
Twee lastdragers namen Ben-Hurs bagage op en vraagden zijne bevelen.
--Naar de citadel, beval hij, waaruit men kon opmaken, dat hij een
militaire betrekking vervulde.
Twee groote straten, die elkander met een rechten hoek doorsneden,
verdeelden de stad in vieren. Aan het einde van de eene straat verhief
zich een vreemdsoortig gebouw, het Nymphaeum genaamd. Toen de dragers,
daar gekomen, den hoek omsloegen, was Ben-Hur, ofschoon hij regelrecht
van Rome kwam, verbaasd over de pracht, die zich voor zijne oogen
ontvouwde. Rechts en links niets dan paleizen, terwijl de straat
daartusschen van overdekte marmeren zuilengangen voorzien was, zoodat er
afzonderlijke wegen voor voetgangers, vee, en wagens waren. Op bepaalde
afstanden brachten ruischende springfonteinen koelte en verfrissching
aan.
Ben-Hur was niet in de stemming om van het schoone te genieten. De
geschiedenis van Simonides vervolgde hem. Bij den Omphalus gekomen, een
monument van vier bogen, die de straat overspanden, prachtig versierd,
en opgericht door Epiphanes, den achtste der Seleuciden, veranderde hij
plotseling van gedachte.
--Ik zal van avond niet naar de citadel gaan, zeide hij tot de dragers.
Breng mij naar een herberg, zoo dicht mogelijk bij de brug, die naar
Seleucia voert.
De mannen sloegen den weg derwaarts in, en brachten hem weldra bij een
eenvoudig maar ruim gebouw, vlak bij de brug waaronder Simonides woonde.
Hij bracht den nacht op het platte dak door. Telkens en telkens
herhaalde hij bij zichzelven: Eindelijk zal ik dan van huis hooren, van
moeder en mijn lieve kleine Tirza. Als zij nog leven zal ik ze vinden.
* * * * *
DERDE HOOFDSTUK.
TELEURGESTELD.
Den volgenden morgen vroeg maakte Ben-Hur zich op, om naar Simonides te
gaan. Een van schietgaten voorziene poort aan het einde der stad voerde
naar een gansche reeks van werven. Door een dichte, bedrijvige menigte
heen bereikte hij de brug, waar hij even staan bleef, om het voor hem
zeldzaam schouwspel in oogenschouw te nemen.
Ja, dat moest het huis van den koopman zijn, een grijs gebouw, geheel
stijlloos, precies een stutbalk van den muur, alles zooals de reiziger
gezegd had. Twee zware groote deuren verleenden toegang tot de werf. Een
paar getraliede vierkante opening
|